Aan het einde van de dertiende eeuw wordt voor het eerst gesproken over de Heerlickheit Westenrijck, in het Zuidland van nu is nog een straat die Westenrijk heet. Vanwege de gunstige ligging van de rivier de Bernisse wordt in 1368 ’t Schippershuus gebouwd. Medio veertiende eeuw kreeg Zuytlant tolrechten en een stapelmarkt en in de Gouden Eeuw pikte Zuidland een graantje mee van het succes van Geervliet en Den Briel. Tot 1966 was Zuidland opgenomen in het tramnetwerk van de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (RTM) op Voorne-Putten.
Voor de Tweede Wereldoorlog was er in Zuidland een Joodse gemeente. Deze gemeente ontstond nadat een aantal Joodse families zich afsplitsten van de ringsynagoge van Heenvliet en werd erkend door de Centrale Commissie tot Algemene Zaken van het Nederlandse Israëlitische Kerkgenootschap op zondag 24 juni 1894. In 1887 was er al sprake van een eigen gebedsruimte in Zuidland.
In maart 1894 werd de Heilige Wetsrol gewijd. Daarvan stond een uitgebreid verslag in het Nieuw Israëlietisch Weekblad:
‘Inwijding van de Heilige Wetsrol te Zuidland
Eindelijk was de lang verwachtte feestdag aangebroken. Volgens menselijke heugenis had hier nog nooit een inwijding van een Sefer (wetsrol-red) plaats gevonden. Immers, eerst voor korten tijd werden wij als een erkende gemeente aangemerkt. Is dit feit op zich zelve reeds van gewichtige betekenis en geeft dit een oprecht vroom gemoed reeds redenen tot dankbaarheid, wie vermag de blijdschap tot schilderen van onze kleine schare, die ons de dag van heden bood.
Met een dankbaar opzien tot den Almachtigen, met reine vreugde in het hart, betraden we ons kerkgebouwtje. De eenvoudige, doch smaakvolle aangebrachte versieringen, troffen dadelijk ons oog. Te midden van dat, trekt het door de dames Levie, Wessel en Van Dijk bewerkte voorhangsel en andere kerkkleden onze bewondering. De gedachte, dat deze kleine gemeente groot in godsdienstzin belooft te worden, konden wij niet weerstaan. Waar toch het huiselijk leven reeds zoveel zorgen biedt, wanneer menig ogenblik de moederlijke tegenwoordigheid als onmisbaar geldt, daar baart tot dubbele bewondering van zulk een offervaardigheid te kunnen getuigen. En was dit reeds voldoende. Ene voorwaar nog edeler gave schonk de damesvereniging Bigdei Kodesj die niet uit minder bestond dan uit de prachtvolle Torahrol. Bij monde van den leraar, waren deze geschenken der gemeente reeds den vorigen dag aangeboden. De heer Wessels en echtgenote schonken een kunstvol bewerkte zilveren Jad, terwijl de heer Boasson (van Middelburg) een kostbaar vloerkleed aanbood. Alles werd natuurlijk dankbaar aanvaard.
Laat ons thans de feestelijkheden volgen. Nadat het koor, onder leiding van den voorzanger had gezongen en het baroech habah aanhief, trad de opperrabbijn met de nieuwe Wetsrol binnen, voorafgegaan door een drietal lieve strooistertjes, die ook den voorzanger bij de gebruikelijke omgangen volgden. De Wetsrollen werden onder het aanheffen van jehalloe (?) in de Heilige Arke geplaatst on nadat het webenchoe jamar was gezongen, zijn we genaderd tot het glanspunt der plechtigheid. De inwijdingsrede uitgesproken door den heer Sohlberg, opperrabbijn ad interim blonk uit door inhoudrijkheid en bezielende taal. De betekenis nagaande van den tijd van het jaar, waarin wij thans zijn en die een voorbereiding is voor het verlossingsfeest, besprak de rabbijn het doel der tocht uit Egypte, dat zeven weken later de wetgeving bleek te zijn. Ware vrijheid is slechts bestaanbaar, wanneer zij door rechtvaardige en billijke wetten geregeld wordt.
Onze Thora nu, ter wier ere wij feest vieren, heeft door ene lange proef bewezen aan die voorwaarde te voldoen en ons volk is gebleken een waardige drager daarvan te zijn. Zijne eerwaarde liet zich leiden door Exodus 12. 14 om aan te tonen, wat de Thora was voor onze voorouders, hoe zij het was, die ons volk in stand hield toen het aan vervolging op vervolging bloot stond. Hare beoefening schonk troost; de opvolging harer voorschriften maakte krachtig. Die ondervinding moet ons leren haar getrouw te blijven om met haar als banier voort te schrijden op den baan der ontwikkeling en de taak, die ons is opgelegd, die wij aan Sinai’s voet aanvaard hebben, te vervullen. Vele veroveringen hebben onze beginsels reeds gemaakt. Wanneer wij dus de Thora blijven eerbiedigen als het kostbaarst kleinood dat wij bezitten, wanneer ons geheel loven de liefde bewijst, die wij voor haar koesteren, dan hebben wij het recht te hopen, dat spoedig de dag aanbreekt waarvan Jesaja 60.3 spreekt. In de verschillende doelen der predicatie werden de denkbeelden, aan de hand van Talmud en Midraschplaatsen, nader ontwikkeld. Dat deze krachtige feestrede een dankbaar gehoor vond, behoeft geen betoog. Met gloed werd zo uitgesproken en met aandacht gevolgd. Nadat het gebed voor het Koninklijk Huis was uitgesproken en de voorzanger op de hem eigen melodieuze wijze het Mincha-gebed had verricht, vergastte ook de rabbijn ons op een heerlijke toespraak. Na op aangrijpende wijze Gods bijstand te hebben ingeroepen, maakte hij een vergelijking tussen Israël bij den bouw van den tabernakel en hetgeen hier thans geschied was, uitgaande van hetgeen Exodus 30: 15 I vermeldt. Het was hem een strelend genoegen te kunnen constateren, dat hier de Joodsche geest troont.
Hoewel stormen loeien om ons henen en beukende lasten op onze schouderen drukken, de Jodenhaat elders een niet gering gevaar oplevert, kon toch hier ongestoord weder een offer op het altaar der liefdadigheid gebracht worden. Daarvoor mogen wij dankbaar zijn, voor dien goeden geest, die U bezielt; dankbaar, naast God in het bijzonder, aan de dames en leden van het Bigdei Kodesj die thans, in navolging van vele vrome moederen, tijd nog moeite ontzagen de gemeente van zulke onmisbare kostbaarheden te voorzien, dankbaar aan u geachte heren Wessels en Boisson, die nog een bijzondere heffing afzonderden. Werkt allen, alhoewel klein in getal, broederlijk samen tot voltooid worden de heilige taak, u opgelegd. Met een woord van dank aan den geachten opperrabbijn onder het afsmeken van Gods milde zegen voor de jonge gemeente, sloot spreker zijne rede.
De heer N. Wessels achtte zich ook verplicht den geachten opperrabbijn voor diens tegenwoordigheid en rede te bedanken, evenals den heer Slager voor het gesprokene, dien hij tevens aanspoorde met dezelfde lust en ijver voort te gaan; den vreemdelingen voor hun aller belangstelling. Het zingen van psalm 150 en jigdal besloot de kerkelijke plechtigheid. leder keerde wel voldaan huiswaarts, om het geestelijk voedsel door het lichamelijke aan te vullen. Wie beschrijft echter Zuidlands jongelieden-vreugde, toen juist na het eindigen van den kerkelijke dienst een aantal balvaardige dames en heren uit omliggende plaatsen arriveerden. Die akelige, mistige morgen had hen allen een onplezierige (?) reis bezorgd. Stel u voor, tegen wil en dank oenige uren langer dan gewoonlijk op een boot te moeten toeven, of wel een halven dag op een havenhoofd verblijf te moeten houden. Een zodanig lijden moest ter dege vergoed worden. En dat gebeurde. Alhoewel de zaal van den heer Van Dijk geen te grote ruimte opleverde, was het genoegen daar des te groter. De president opende de bijeenkomst met enige dichtregels, heette allen welkom en gaf den jongen lieden nog enige wenken ten beste. Een feest gedicht van den jongeheer Wessels en, “Het Bloemenmeisje”, door dien zelfde aardige knaap en de jonge juffrouw Eva van Dijk, volgde; de feestliederen klonken uit volle borst, in één woord, er heerste een opgewekte stemming. Menig dans en menig voordracht wisselde elkander af. De muziek, onder leiding van den heer Philipse te Brielle, hield hare gunstige reputatie hoog. De dames Van Dijk, Van Emden en Van Gelderen hielden een weldadigheid-collecte. Ziet daar, het beknopt verslag van den avond, of liever…. nacht, want de zon rees reeds ter kimme, toen het uur van scheiden was geslagen. Een woord van hulde en dank aan de feestcommissie, bestaande uit de heren S. Slager, N. Wessels en Ph. v. Dijk. door een der aanwezige heren uitgebracht, was zeker op zijn plaats. Moge Zuidlands’ gemeente spoedig weer zoo waardig feest vieren’.
Bloei
De grootste bloei kende deze gemeente rond 1899, toen er 57 Joden in Zuidland woonden.
De kille (gemeente) was in 1941 zeer klein, slechts 10 personen. In de jaren ervoor, tussen 1899 en 1940, werd de gemeente geleidelijk kleiner.
Gedurende de grootste bloei kende de gemeente ook Joodse verenigingen, zoals Avodat haBajit (1908) voor jongeren en Bigdee Kodesj voor vrouwen.
In 1919 meldde het Nieuw Israëlietisch Weekblad dat de kille in bezit kwam van de inventaris van de Synagoge van Hellevoetsluis: “Door bemiddeling van den heer M. Levie te Zuidland werd de verenging in het bezit gesteld van den inventaris der vroegere Synagoge te Hellevoetsluis.”
Begraafplaats
In 1888 kreeg de kille van Zuidland haar eigen begraafplaats en tot de scheuring werd deze in ieder geval gebruikt. Na die scheuring gingen weer meer Joodse Zuidlanders naar Heenvliet. Van de begraafplaats, die moeilijk te vinden is en vroeger buiten het dorp lag, zijn vijf stenen bewaard gebleven. Oudere Zuidlanders kunnen zich herinneren dat er nog een zesde steen was, van Daniël de Beer, het zoontje van Levie de Beer (Sappemeer, 18 januari 1882 – Auschwitz, 3 september 1942) en Antje Levie (Zuidland, 2 april 1879 – Oss, 6 februari 1941). Daniël overleed op achtjarige leeftijd op 15 augustus 1919.
De begraafplaats wordt sinds 1965 onderhouden door de gemeente. Op de begraafplaats stond een houten Metaheirhuisje (reinigingshuisje voor de doden), maar dit is in elkaar gezakt en afgebroken.
Opheffing
Na de oorlog werd de gemeente officieel opgeheven, nadat niemand van de gedeporteerde Joden uit Zuidland (deportatie van in totaal 9 personen op 12 oktober 1942 en 27 november 1942; 1 inwoner was voor de deportaties overleden) was teruggekeerd.
Zuidlandsche Roomboterfabriek Wessels & Co
In 1895 werd koosjere roomboter van de Zuidlandsche Roomboterfabriek Wessels & Co in Amsterdam verkocht.
Overzicht
Een overzicht van de laatste Joodse inwoners van Zuidland voor de oorlog staat hier.
bron:
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 29 juni 1894, erkenning.
ibidem, 29 maart 1895, Inwijding van de Heilige Wetsrol te Zuidland
ibidem, 17 jan 1919, JL Club (synagoge Hellevoetsluis)
www.joodsmonument.nl, lemma’s Levie de Beer en Antje Levie (geraadpleegd 19 september 2016)
“Advertentie Wessels & Co”. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 1895/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000562010:mpeg21:p00003
Gebedsruimte, Israëliet; wekelijksch orgaan gewijd aan de bevordering van joodsche belangen, jrg 8, 1887, no 39, 30-09-1887. Geraadpleegd op Delpher op 18-09-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005571039:00001
Illustratie:
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 29 juni 1894, erkenning
foto begraafplaats Zuidland © joodserfgoedrotterdam.nl, 18 september 2016
“Advertentie Wessels & Co”. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 1895/06/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 06-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000562010:mpeg21:p00003
Gebedsruimte, Israëliet; wekelijksch orgaan gewijd aan de bevordering van joodsche belangen, jrg 8, 1887, no 39, 30-09-1887. Geraadpleegd op Delpher op 18-09-2021, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005571039:00001
gepubliceerd:
29 februari 2016
Laatst bijgewerkt:
6 maart 2021