Na 1630 zijn er twee groepen Joden in Nederland, de Sefardische en de Asjkenazische. Er waren verschillen tussen deze groepen. De Joden uit Spanje en Portugal, de Sefardim, hadden goede contacten binnen de handel en vonden snel een plek binnen de samenleving. Ze gingen door met hun werk in de nieuwe omgeving en konden daardoor beter hun geld verdienen.
Joden uit het oosten hadden deze contacten niet en waren keer op keer op de vlucht geweest voor vervolgingen. Daardoor waren deze mensen veel armer. In Rotterdam bepaalde dat ook waar de mensen woonden. Een deel van de arme Joden woonde rond in de Zandstraatbuurt en de Ammanstraat, op de plek waar nu De Doelen is. De Sepharidische toplaag had meer moeite om een plaats in Rotterdam te vinden en de Portugese Gemeente is zelfs een poos opgeheven geweest.
Pogrom
De vervolgingen van de Joden uit het oosten worden pogroms genoemd. Tijdens deze pogroms kon het er heftig aan toe gaan. De Joodse bevolking werd verjaagd of vermoord en de reden tot een pogrom werd vaak gevoed door de godsdienst.
De mensen in die tijd waren vaak erg christelijk en de Joden waren dat niet. De Joden erkenden Jezus niet als de Messias, wat de christenen wel deden. Daarnaast gaven sommige christenen de Joden de schuld van de dood van Jezus. En als er iets gebeurde wat men niet goed begreep; zoals het mislukken van de oogst of het uitbreken van een ziekte (de pest) was het makkelijk om iemand daarvan de schuld te geven. De Joden, die een aparte groep waren, soms een andere taal spraken (Jiddisch) waren dan het slachtoffer van allerlei beschuldigingen.
Deze pogroms vonden vooral plaats in gebieden waar de Joden niet konden of mochten samenleven met de bevolking van dat land. Zo waren er grote pogroms in Polen en Rusland. In Nederland is er één pogrom geweest, in 1348.
gepubliceerd:
2009
laatst bijgewerkt:
8 juli 2023