Op maandag 18 juli 2022 werd er op de Dorpsstraat 6 te Nunspeet een Stolperstein geplaatst voor Annie Otten-Wolff. Op 18 juli 1944 werd Annie op dit adres gearresteerd. Haar zoon Daniël Otten hield een toespraak:
‘In het jaar 2005 heb ik aan de wand van het Nederlandse paviljoen in Auschwitz een drieregelige tekst gezien van Simon Peereboom, de enige overlevende van zijn familie. De tekst luidt:
‘We hadden radio, je las wel wat in kranten, maar ach Duitsland.
Hier in Nederland gebeuren zulke dingen niet. En zelfs toen de oorlog uitbrak in 1940, dachten we nog dat het wel los zou lopen’.
Maar het liep heel anders.
In 2006 is namens de Nederlandse regering in Bergen-Belsen, waar mijn moeder Annie Otten-Wolff is omgebracht, door de toenmalige staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp een mooie plaquette geplaatst met de volgende tekst:
‘Ter herinnering aan alle Joodse en niet-Joodse Nederlanders van wie de as hier in de wind is verwaaid tussen januari 1944 en april 1945, en aan hen die nadien een rustplaats hebben gevonden in één van de grafheuvels’.
Ja, rustplaats in de grafheuvels, ik vind dat een eufemisme van jewelste. De duizenden naamloze lijken werden bij de bevrijding van het kamp in grote kuilen gegooid, vaak met behulp van bulldozers, waarna het kamp werd platgebrand.
De eerste keer dat Annie Otten-Wolff weer officieel een naam kreeg was op 29 mei 1952 in een aangifte van overlijden door het Ministerie van Justitie waarop stond:
‘op 21 januari 1945 is in de omgeving van Oswiecim (Auschwitz) overleden Annie Emilie Wolff’, laatstelijk gehuwd met Otten, Daniël Johannes’.
Later vond ik bij het Rode Kruis dat dit niet juist was, want met een transport van grote groepen vrouwen was Annie eind oktober 1944 vanuit Auschwitz getransporteerd naar Bergen-Belsen, en dat bleek haar eindstation te zijn.
Annie’s naam troffen we in 2005 ook aan op de namenwand in het Nederlandse Paviljoen te Auschwitz, het eindstation vanuit Westerbork waar de gedeporteerden uit de trein werden gejaagd door schreeuwende bewakers met honden. Inmiddels staat haar naam op het indrukwekkende Namenmonument in Amsterdam, en op een panel van het Holocaust Memorial in Miami Florida waar we haar naam hebben laten graveren.
En dan is er nu deze mooie struikelsteen op de plek waar Annie op 18 juli 1944 werd gearresteerd. Veel dank aan de medewerkers van de gemeente Nunspeet en anderen, die dit met zoveel toewijding en gevoel tot stand hebben gebracht. Hulde, ik vind het prachtig.
De steen is gemaakt door Alexander Stukenberg in zijn atelier in de tuin van het Amsterdamse Goethe Instituut. Beeldend kunstenaar Gunter Demnig, van wie het fenomeen struikelsteen afkomstig is, heeft in 2019 het werk voor de Benelux overgedragen aan Alexander Stukenberg. Heel symbolisch, Demnig en Stukenberg zijn Duits en het Goethe Instituut is dat ook. Ik heb mogen toekijken hoe Alexander het deed, per letter met een hardstalen drevel en dan één klap met de hamer erop. Een leeg plaatje messing veranderde zo in dramatische geschiedschrijving in telegramstijl, zoals we hier nu zien in het trottoir.
In Dagblad Het Parool vertelde Alexander (ik citeer): ’schuldgevoel over wat de slachtoffers is aangedaan bestaat nog onder Duitsers, ook bij mij. Ik heb geen gevoel van daderschap, maar ik zit wel in de groep van de daders. Tijdens het maken van de stenen stop ik mijn gevoel weg, want het treft me te erg’.
Toen Annie en ik op 11 juni 1944 het zenuwslopende Rotterdam verlieten (’s Gravendijkwal 68b) om naar Hulshorst te reizen dacht Annie het einde van de oorlog wel in betrekkelijke rust te kunnen afwachten bij Henk en Ans Gerretsen aldaar, die ons hadden uitgenodigd om bij hen te verblijven; het waren goede kennissen van vóór de oorlog.
Annie had vervalste papieren en vertrouwde daar op, we hadden vijf vrij rustige mooi-zomerse weken bij de familie Gerretsen aan de Brandsweg.
Het gezin telde meerdere kinderen en uit de buurt kwamen vaak kinderen spelen op het erf, er was bijvoorbeeld een dochter van de familie Verrijn Stuart, waarvan de vader in het verzet zat, die soms langskwam, en van de familie Felperlaan, die ook op een steenworp afstand woonde, kwam de moeder wel eens op bezoek met haar zoon Boudewijn die ze Boei noemde, een jongetje van twee jaar oud. Deze Boudewijn is door toevallige omstandigheden jaren later een zeer goede vriend van ons geworden, en het meisje Verrijn Stuart bleek veel later een collega te zijn die ik al had leren kennen in mijn studietijd aan het conservatorium, nog zonder iets te weten van de vervolgingsgeschiedenis. Ook met haar is langdurige vriendschap ontstaan.
Maar alles liep heel anders.
Aan de rustige weken kwam op 18 juli 1944 plotseling een eind toen de plaatselijke wachtmeester F. J. Jansen heel vroeg in de ochtend iedereen in huize Gerretsen kwam controleren.
Deze wachtmeester was zowel bij de SS als bij de NSB aangesloten en juist in 1944 kon hij betrekkelijk ongehinderd op ‘Jodenjacht’ gaan, want in Nunspeet/Ermelo was een NSB burgemeester benoemd in februari van dat jaar, een zekere Marius Gerhard de Kruijff. De Kruijff was daarvoor burgemeester in Franeker, alwaar hij zich op 10 mei 1941 aansloot bij de NSB. Onder de bevolking van Franeker circuleerde daarover algauw een versje van honende afkeuring:
‘O vuile NSB’er, O misselijk stuk vee, Verraderlijke onderzeeër, Met uwe galm houzee’.
De Kruijff werd in januari 1945 geschorst.
In huize Gerretsen stak Jansen Annies persoonsbewijs in zijn zak, zei verder niets en vertrok weer.
Waar wij nu staan was toentertijd kapper Van Koot gevestigd en in de loop van de ochtend was Annie nietsvermoedend hierheen gefietst om iets aan haar kapsel te laten doen, maar alles liep weer anders. Jansen had uitgezocht dat Annies papieren vervalst waren, hij kwam de kapperszaak binnen en arresteerde Annie ter plekke, waarna hij haar meenam om opgesloten te worden in de marechaussee kazerne, waar de NSB’er en antisemiet Karst Doeven het bewind voerde. Later op de dag werd ik zelf bij Gerretsen opgehaald door Doeven en Jansen en dezelfde avond brachten ze ons naar het politiebureau Woudoord in Velp, waar wij meteen werden opgesloten. Toen wij de volgende dag bij de SD terecht kwamen was Annies lot bezegeld.
Op 20 augustus 1945 schreef de commandant van de Koninklijke Marechaussee Gewest Arnhem een brief aan de Directeur van Politie te Nijmegen:
‘Ik heb de eer U te berichten, dat de wachtmeester F. J. Jansen lid was van de NSB en de SS. Hij stond als een verrader bekend, die het een eer vond om collega’s en burgers bij de SD- en NSB- superieuren aan te brengen. Zijn echtgenote, onder het mom van een goed vaderlander, hoorde personen uit en bracht de verkregen gegevens over aan haar man’.
Op 6 oktober 1945 schreef een bewoner van Brandsweg 54 een kaart aan het hoofd van de P. O. D. aan de Molijnlaan te Nunspeet:
‘Naar aanleiding van de oproep in de bladen deel ik u beleefd mede dat Doeven ook een Jodenvrouw met jongetje van +/- 5 jaar heeft weggehaald bij de familie Gerretsen, Brandsweg te Hulshorst’.
De eerder genoemde dochter Verrijn Stuart, nu mevrouw Van Helden-Verrijn Stuart, schreef mij onlangs het volgende:
‘Als kinderen uit de buurt speelden mijn broertje en ik wel eens bij de familie Gerretsen. Er waren twee moeders, een paar meisjes en een jongen waarmee ik van zand en takjes bouwsels maakte. Op een volgende keer waren die jongen en moeder er niet meer. Daarna wilde ik nooit meer ginder op aan’.
De wachtmeester F. J. Jansen is in februari 1945 dood aan de weg bij Terlet aangetroffen, doorzeefd met kogels, en Karst Doeven, de antisemiet, heeft 15 jaar gevangenisstraf gekregen.
Ik heb gezegd, dank u wel’.
bron:
Toespraak Daniël Otten, 18 juli 2022 bij de plaatsing van de Stolperstein voor zijn moeder.
illustraties:
met dank aan Daniël Otten
gepubliceerd:
24 juli 2022
laatst bijgewerkt:
24 juli 2022