Soesman Cappel

Soesman Cappel (Gorinchem, 1831 – Gorinchem, 1915) was van groot belang voor Gorinchem. Een week na zijn dood verscheen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad een in memoriam:

De vorige week heeft onze gemeente een gevoelig verlies geleden door het overlijden van de heer Soesman Cappel. Niet alleen was hij een der oudste, doch tevens een der voortreffelijkste leden, die veel voor de gemeente en hare instellingen gedaan heeft. Tot zijn verscheiden heeft hij gewerkt in het belang van de hem dierbare gemeente, waar hij geboren en getogen was. Precies een halve eeuw vervulde de overledene de functie van gabbal (voorzitter) der chewre „Gemiloeth Chassodiem” op een wijze boven allen lof verheven; ruim 40 jaar was hij lid en voorzitter van het kerk- en schoolbestuur en van de vereniging „IJts Chajim” (vereniging tot aanschaffing van gewijde kerksieraden).
Waar een zieke was, de heer Cappel spoedde zich er heen, om te trachten het lijden enigszins te verzachten, met raad en daad bij te staan, en wanneer hij voorzag, dat het ziekbed sterfbed zou worden, verliet hij den zieke geen ogenblik. Geen weersgesteldheid, hetzij bij dag of nacht, weerhield hem, om de mitswot gemiloeth chesed sjel emed waar te nemen, totdat hij vorig jaar begreep, dat na een tijdvak van onafgebroken 50 jaar het ogenblik voor hem was gekomen, om de functie van bestuurder der vereniging „Gemiloeth Chassodiem” aan jeugdiger krachten over te laten, bij welke gelegenheid hij benoemd werd tot erelid dezer instelling, een onderscheiding, waarop hij trots was.
Hoe verheugde hij zich, dat tot zijn opvolger was gekozen de heer S. Kalker, wien hij noemde „de rechte man op de rechte plaats”. Is het niet meer dan toevallig, dat juist hij de eerste is, die door den nieuwe gabbai grafwaarts werd geleid? Als voorzitter van het Schoolbestuur en van „IJts Chajim” toonde hij zich steeds als een man, die de gave van het woord bezat. In keur van taal en stijl, in dichterlijke bewoordingen kon hij zijne gedachten uiten, en was het werkelijk een genot naar hem te luisteren, ene gave, die hij tot aan zijn verscheiden heeft behouden; ook in kringen van andersdenkenden was de overledene dikwerf de persoon, die als redenaar optrad, of waar zijne dichterlijke ontboezemingen een gunstig onthaal vonden.

Op uitstekende wijze leidde hij steeds de vergaderingen der verschillende corporaties; op den vooravond van den dag, waarop hij op het ziekbed werd geworpen, juist 14 dagen geleden, woonde hij nog enige vergaderingen bij. Trouw synagogebezoeker als hij was, verzuimde hij zelden een dienst en stelde er een eer in, zelfs op hoge leeftijd (de overledene bereikte den ouderdom van bijna 84 jaar) steeds een der eerste bij den dienst te zijn. Op zijn 70e verjaardag vereerde de Opperrabbijn, de weleerwaarde heer dr. Ritter, hem met den chaver-titel, ene onderscheiding, welke hij ten zeerste op prijs stelde.

Geen wonder, dat er bij de ter aarde bestelling Donderdag jl. grote belangstelling was: bijna alle gemeenteleden en velen van elders waren gekomen, om de overledene de laatste eer te bewijzen. In het reinigingshuis werd het eerst het woord gevoerd door de leraar der gemeente, de heer J. Brommet Hz., die de verdiensten van overledene uitvoerig schetste tevens hem hulde brengend namens den Opperrabbijn, die door ongesteldheid verhinderd was aanwezig te zijn, doch in een waarderend schrijven aan Kerkbestuur en bestuur der chewre den overledene warme hulde bracht. Vervolgens sprak de heer J. Hijmans, thesaurier der gemeente en van verschillende instellingen, eveneens de overledene huldigend als vriend en medebestuurder, met wien het prettig was samen te werken. Derde spreker was de heer S. Poons, te Amsterdam, vroeger leraar alhier, die in ene boeiende rede eveneens uiteenzette, wat de overledene betekende voor de gemeente en hem prees als oud-superieur. Eindelijk werd een woord van afscheid en dank uitgesproken door twee zoons des overledene, de heren S. Cappel, arts, te Watergraafsmeer en H. van Straten, alhier. Nadat de droeve plechtigheid was geëindigd, verliet men de dodenakker, in het bewustzijn een braaf man de laatste eer te hebben bewezen. Gewis zal de overledene in hogere gewesten ontvangen het loon voor de goede daden door hem verricht!

 

bron:
GORINCHEM, 7 Febr. De vorige week heeft. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 12-02-1915, p. 3. Geraadpleegd op Delpher op 11-08-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010859552:mpeg21:p003.

gepubliceerd:
11 augustus 2024

laatst bijgewerkt:
11 augustus 2024