Samuel Cohen

Samuel Cohen (Borger, 29 juli 1873 – Amsterdam, 5 november 1966) was een zoon van Frederik Cohen (Oldehove, 26 augustus 1842) en Carolina Elekan (Venlo, 5 mei 1838). Ten tijde van de Bar Mitswa van Samuel woonde het gezin op de Eleonorastraat 37 in Rotterdam. Samuel was het oudste kind in het gezin en hij had de volgende broers: Eduard Samson (Sleen, – Auschwitz, ), Mozes (Vlagtwedde, 18 november 1876- Groningen, 4 maart 1950), Herman Jacob (Bedum, 21 oktober 1880 – Mauthausen, 25 juni 1942).

Vader Frederik Cohen was rijksambtenaar van beroep en het gezin verhuisde door het hele land heen. Samuel kon goed leren en deed in Nederland op 13 oktober 1892 examen waarna hij naar Batavia (huidig Jakarta, Indonesië) kon vertrekken.

In Nederlands-Indië ging Samuel werken bij de Algemene Secretarie en na 1 jaar werd hij bevorderd tot aspirant controleur en geplaatst in Kedoe in centraal Java. Eind 1897 ging Samuel op verlof naar Nederland vanwege ziekte en hij keerde terug in 1900. Toen werd hij aangesteld als Controleur van Modjosari in Soerabaja. In 1902 ging Samuel weer naar Europa en in 1904 was hij weer in Indië, toen werd hij controleur van Djember, alwaar hij vier jaar verbleef. In 1908 volgde een overplaatsing naar Batavia en werd Samuel aangesteld als controleur van Bekasi. In 1910 werd Samuel benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In maart 1911 stond hij korte tijd ter beschikking van de directeur B.B. voor de behandeling als Assistent-resident “a la suite”.

Samuel werd op 7 februari 1912 benoemd tot assistent-resident van Meester Cornelis. Hij haalde gedurende twee buitenlandse verloven het kandidaatsexamen in de rechten en op 8 februari 1916 de graad van doctor in de rechtswetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Op 2 april 1914 vertrok hij met verlof naar Europa, om na een jaar terug te komen en op 23 mei 1916 benoemd te worden tot assistent-resident van Madioen. Hij werd genoemd als mogelijke opvolger van de resident van Bantam en later Besoeki, maar werd beide keren gepasseerd. Uiteindelijk werd hij op 6 mei 1918 benoemd tot resident van Madoera. Op 28 augustus 1920 werd hij benoemd tot resident van Soerabaja. Hij werd benoemd tot regeringscommissaris op 4 mei 1922. Dit bleef hij tot 1924 waarna hij met pensioen ging.

In 1943 woonde Samuel in Amsterdam op de Maasstraat 71-1. Hij overleefde de oorlog, evenals zijn broer Mozes. Zijn andere broers werden vermoord tijdens de Sjoa.

Samuel trouwde op 23 mei 1899 te Amsterdam met Josephine Sophia Benjamine Sanders (Amsterdam, 10 januari 1877 – Soerabaja, 15 juni 1905). Met haar kreeg hij een zoon, Herman Karel Frederik Cohen (Soerabaja, 28 februari 1901). Samuel hertrouwde op 10 februari 1916 te Sloten met Catherina Anna Sedonia Lacoste (Groningen, 8 september 1884 – Amsterdam, 14 maart 1962).

 

 

bron:
Frederik Cohen, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 487.
Samuel Cohen, Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Samuel_Cohen_Fzn (geraadpleegd 18 oktober 2024).
Samuel Cohen, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 1366.
Samuel Cohen, Weekblad voor Israëlietische huisgezinnen. 13 augustus 1886. Geraadpleegd op Delpher op 18-10-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005402031:00001.

illustratie:
Samuel Cohen, Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Samuel_Cohen_Fzn (geraadpleegd 18 oktober 2024).
Samuel Cohen, Weekblad voor Israëlietische huisgezinnen. 13 augustus 1886. Geraadpleegd op Delpher op 18-10-2024, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005402031:00001.

gepubliceerd:
18 oktober 2024

laatst bijgewerkt:
18 oktober 2024