Salomon Manheim en Saartje van der Klein

Het was een van die onopvallende Rotterdams-Joodse gezinnen. Het gezin van Salomon Manheim (Alkmaar, 25 februari 1852) en zijn echtgenote Saartje van der Klein (Rotterdam, 21 januari 1851). Saartje en Salomon huwden in Rotterdam op 15 oktober 1879. Salomon was een zoon van Mozes Manheim en Debora Mossel en kleermaker van beroep.

Het echtpaar woonde op adressen als de 1e Lombardstraat 39, Hang 9 en de Westewagenstraat 86b. Saartje was al voor het huwelijk zwanger, of de eerste dochter, Debora, werd prematuur geboren op 8 juni 1880. Op 3 juni 1882 werd Mozes geboren, gevolgd door Elkan op 31 januari 1884, Izak (Rotterdam, 25 juli 1887 – Rotterdam, 22 mei 1888), Levie (Rotterdam, 2 juni 1891 – Rotterdam, 9 juni 1891) en Roosje op 30 juli 1893.

Het gezin behoorde zeker niet tot het proletariaat van de stad. Debora kon gaan studeren en werd onderwijzeres bij de gemeente. Mozes werd bouwkundig tekenaar en Elkan werd Assistent Opzichter bij Publieke Werken.

Debora trouwde met Bernard Wolf (Rotterdam, 24 augustus 1884). Debora woonde voor haar deportatie op het Hofwijckplein 76 in Den Haag. Ze werd geregistreerd in Westerbork op 19 februari 1943 en daar gehuisvest in Barak 84. Op 6 april 1943 moest Debora op transport naar Sobibor, waar ze vermoord werd op 9 april 1943.
Bernard woonde op de Joh. Camphuijsstraat 123 in Den Haag en werd op 4 oktober 1942 in Westerbork geregistreerd waarna Bernard op 16 oktober 1942 op transport ging. Bij aankomst in Auschwitz op 19 oktober 1942 werd Bernard vermoord. Het is niet bekend op Debora nadat Bernard moest vertrekken verhuisd is, of dat dit al eerder gebeurde.

Mozes huwde in 1920 met Jettje Froukje Cohen (Gorredijk, 3 januari 1889 – Sobibor, 16 juli 1943). In 1909 verhuisde Jettje naar Amsterdam waar ze in het Nederlands Israëlitisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis aan de Nieuwe Kerkstraat 135 ging werken als verpleegster. Op 13 oktober 1920 trouwden Jettje en Mozes en vestigden zich in de Roo-Valkstraat 7b in Rotterdam. Op 23 juli 1921 kregen zij hun zoon Robert Salomon (Bob) die de oorlog overleefde.
Mozes was technisch- en bouwkundig tekenaar en werkte al voor zijn vijftiende verjaardag bij Ingenieursbureau J. Schotel in Rotterdam, dat zich ‘specialiseerde in het aanleggen van tramwegen en het maken van waterwerken’. De heer Schotel overleed, het bedrijf werd voortgezet en ging samenwerken met een ander bureau en over de naam Dwars, Heederik en Verheij (DHV) vestigde de onderneming zich in Amersfoort. Mozes verhuisde mee en ging in 1932 met zijn gezin op de Jacob Catslaan 35 in Amersfoort wonen.
In de tweede helft van augustus 1942 werden 200 Joodse gezinnen uit Amersfoort naar Amsterdam afgevoerd. Tijdens de razzia van 20 juni 1943 werden Jettje en Mozes opgepakt en naar Westerbork overgebracht. Het lukt Jettje om daar als verpleegster te gaan werken waardoor ze niet direct op transport gaan. Op 12 juli 1943 vertrekken ze alsnog, met de op één-na-laatste trein naar Sobibor waar ze op 15 juli 1943 werden vermoord.

Elkan trouwde op 31-jarige leeftijd met Rachel Henriques (Rotterdam, 18 maart 1893). Rachel en Elkan zouden vier kinderen krijgen, Sarah (Rotterdam, 1 maart 1916), Willem (Rotterdam, – Birkenau, ), Mirjam (Amsterdam, – Birkenau, Sarah trouwde in 1938 met de Poolse Fransman Szoul Aranowicz en vestigde zich in Parijs. Na het uitbreken van de oorlog vluchtten zij naar New York waar ze op 1 januari 1941 aankwamen. Bij de voorbereiding van de vlucht hebben Szoul en Sarah nog geprobeerd om de vader en moeder van Rachel mee te krijgen. Ze bleven; ‘Wij zijn Nederlanders. Wij hebben ons leven hier. Waar moeten wij bang voor zijn.’, stelden ze. Elkan en Rachel woonden in het begin van de oorlog op de Henegouwerlaan 67b.

Elkan werkte bij de gemeente Rotterdam en klom daar op van assistent-opzichter tot tekenaar Stadsontwikkeling. In 1927 ontwierp hij het embleem van de RET – het openbaar vervoer van Rotterdam. Dit embleem was vanaf 1929 zichtbaar op alle trams, bussen, haltes en kaartverkooppunten. Eind 1940 werd Elkan – ambtenaar – ontslagen bij de gemeente. Op 10 april 1943 werden Rachel en Elkan geregistreerd in Westerbork. Ze hebben in Westerbork er alles aan gedaan om aan te tonen dat ze geen aanhangers waren van het Joodse geloof maar al jaren actief waren (sinds 1934) bij de Christian Science kerk. Ook buiten Westerbork werd er actie ondernomen om deportatie te voorkomen. De voormalig leidinggevende van Elkan probeerde ze op de Barneveldlijst geplaatst te krijgen.
Op 4 september 1944 gingen Elkan en Rachel in veewagons met 700 andere Joden naar Theresienstadt. Daar bleken ze niet op de Barneveldlijst te staan en op 12 oktober 1944 werden ze doorgestuurd naar Auschwitz waar ze op 15 oktober 1944 werden vermoord.

Roosje Manheim (Rotterdam, – Polen, ) woonde in het begin van de oorlog ook in Rotterdam, op de Noordsingel 192. Dat was niet haar eerste Rotterdamse adres. In 1925 vestigde ze zich op de ’s Gravendijkwal 145a waar ze inwonend was, daarna naar de Roo Valkstraat 7b waar ze inwoonde bij haar broer Mozes. In 1926 ging ze naar de Oostzeedijk 245b waar ze bij de familie Van de Starre woonde en in juni 1930 vestigde zij zich op de Noordsingel. Roosje was eerst kantoorbediende en werd later secretaresse. Roosje meldde zich niet na een oproep en werd op 26 november 1942 in haar huis op de Noordsingel gearresteerd en een dag later overgebracht naar Westerbork. Roosje werd op 28 november 1942 in Westerbork geregistreerd en gehuisvest in Barak 57 en op 18 april 1943 overgebracht naar Barak 16.
Op de kaart van de Joodsche Raad is aangetekend dat Roosje op de Frontstrijderslijst stond. Dit was een lijst waarop men geplaatst kon worden vanwege verdiensten tijdens de Eerste Wereldoorlog en men niet (direct) gedeporteerd werd. Wat Roosje gedaan heeft tijdens die Eerste Wereldoorlog is niet bekend, en er stonden voornamelijk Duitse Joden op deze lijst.

Wat er precies met Roosje gebeurd is na haar deportatie is niet duidelijk. Volgens de kaart van de Joodsche Raad ging ze op 21 april 1943 naar Theresienstadt. Op 8 september 1943 kwam Roosje in Polen om, en op de kaart staat ook nog een aantekening van 30 januari 1944 in Birkenau (Auschwitz).

 

.

bron:
Salomon Manheim, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-312.
Bernard Wolf, kaart Joodsche Raad, Arolsen Arcihves, 130402147 (Bernard WOLF).
Jetje Manheim, Mozes Manheim, Stichting Herdenkingsstenen Amersfoort, https://www.herdenkingsstenenamersfoort.nl/slachtoffers/mozes-manheim/ (geraadpleegd 31 juli 2023).
Jetje Manheim, Elkan Manheim, Joodsmonument, https://www.joodsmonument.nl/nl/page/685053/elkan-manheim (geraadpleegd 31 juli 2023).
Roosje Manheim, Stadsarchief Rotterdam, 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam, inventarisnummer 3492.
Roosje Manheim, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-312.
Mozes Manheim, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 481.
Roosje Manheim, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130337928 (Roosje MANHEIM).

illustratie:
Logo RET, Rotterdamsche Elektrische Tram – https://www.rovm-digitaal.nl/wp-content/gallery/logos/RET-B-a.jpg, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=66336725.
Roosje Manheim, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130337928 (Roosje MANHEIM).

gepubliceerd:
31 juli 2023

laatst bijgewerkt:
27 september 2023