Ruth – door Stella van Esso

Stella van Esso won in 1924 met dit opstel een prijsvraag. Het opstel werd vervolgens afgedrukt in Het Maandblad voor den Joodschen Vrouwenraad te Amsterdam van mei 1924. Estella (Rotterdam, 21 december 1911) was de dochter van koopman Meijer (Maurits) van Esso (Meppel, 30 augustus 1875) en Rachel Sara de Vries (Hoorn, 24 juli 1885). Stella had een oudere zus Frida (Rotterdam, 14 augustus 1910 – Auschwitz, 31 januari 1944).

RUTH
Een Israëliet, Eliemelech genaamd, woonde in Beth Lechem met zijn vrouw Naomi en zijn twee zoons Machlon en Kiljon. Nu kwam er een groote hongersnood in het land en ging Eliemelech met vrouw en kinderen naar Moab. Maar het ging hem heel slecht in zaken. En na verloop van tijd was hij al zijn geld kwijt. Zijn zoons waren ondertusschen getrouwd met Moabitische meisjes, de een met Orpa en de ander met Ruth. Nu kwam er nog een grooter ramp over de familie. De twee zoons en Eliemelech stierven. Dus Naomi, Orpa en Ruth bleven heel alleen en zonder geld over.
Nu besloot Naomi naar Beth Lechem terug te keeren. Orpa en Ruth wilden met haar mee. Maar Naomi zeide: Keert terug, ge zijt nog jong en sterk en kunt in Moab nog wei weer trouwen, maar ik ga naar mijn land terug. Orpa zag in dat Naomi gelijk had en ging naar haar woning. Doch Ruth zeide: Neen, waar gij gaat, ga ik. Waar gij overnacht, overnacht ik. Waar gij sterft, sterf ik. Uw volk is mijn volk. Uw God is mijn God. Nu Naomi inzag dat het Ruth ernst was, zei ze niets meer.

In Beth Lechem gekomen, zeiden de menschen: Is dat Naomi? (Naomi beteekent n.l. schoon). Neen, antwoordde ze, noem mij geen Naomi meer maar Mara (Mara is Bitter). Want God heeft mij bitter getroffen.
Het was juist de tijd van het tarwe oogsten. En nu was er een voorschrift, dat alle weezen, weduwen en armen op alle landerijen de gevallen aren mochten oprapen. Nu ging Ruth op weg naar het land van een zekeren Boaz. Daar waren al vele anderen bezig om de gevallen aren op te rapen. Ruth, die altijd bescheiden was, bleef op den achtergrond om nu en dan een aar op te rapen. Menschen met volle armen met aren gingen langs haar en keken met minachting naar de weinige die Ruth in haar hand had. Eindelijk was het schaftuur en gingen de arbeiders doodmoe in de schaduw van een schuur hun twaalfuurtje opeten. Ook Ruth wilde zich naar huis begeven, toen Boaz, de eigenaar van het landgoed op haar toetrad en vroeg wie ze was. Ook zeide hij haar: Hoor eens, mijn kind, je moet meer aren oprapen want het mag best. En hij zei aan de arbeiders, dat zij niet mochten kijken als zij eens wat meer opraapte. Toen Ruth ’s avonds met armen vol naar huis kwam, vroeg Naomi waar ze geweest was. En ze zei, toen Ruth vertelde dat zij bij Boaz had opgeraapt, dat Boaz een neef van haar was. En je weet, dat de Joodsche wet is, dat als iemand wegens armoede zijne bezittingen heeft moeten verkoopen, dan moet de familie ze terugkoopen.

Dit ging nu Ruth aan Boaz vertellen, maar Boaz zei: Dit wil ik wel, maar een nadere bloedverwant, die gij nog hebt, is dit eigenlijk verplicht. De neef werd geroepen en wilde wel de landerijen koopen, maar niet de weduwe trouwen, zooals voorgeschreven is. Dus nu trouwde Boaz met Ruth nadat hij eerst de landerijen teruggekocht had. En Ruth en Boaz kregen een kind. Dat werd het troetelkind van Naomi en de stamvader van den machtigen koning David.

STELLA VAN ESSO, oud 12 jaar, Mathenesserlaan 472, Rotterdam.

 

bron:
Maandblad van den Joodschen Vrouwenraad te Amsterdam, 1924-05. Geraadpleegd op Delpher op 27-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005469017:00001
Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-130, pagina 135884

gepubliceerd:
27 april 2021

laatst bijgewerkt:
7 oktober 2021