– Max Polak, vader
vanaf Amsterdam weggevoerd (eerste razzia)
(Duisburg, Duitsland, 16 september 1914 – Hartheim, 12 augustus 1941) – 26 jaar
– Rebecca Polak-Vischschraper, moeder
(Amsterdam, 19 februari 1919 – Auschwitz, 2 augustus 1942) – 23 jaar
– Betje Polak, dochter
(Amsterdam, 19 mei 1936 – Auschwitz, 2 augustus 1942) – 6 jaar
– Sara Vischschraper, zus
(Amsterdam, 14 april 1908 – Auschwitz 23 november 1942) – 34 jaar
-Leentje Polak, dochter van Rebecca
vanaf Amsterdam weggevoerd via tante en oom
(Amsterdam, 4 december 1937 – Auschwitz, 28 januari 1944) – 6 jaar
De hoofdpersonen in dit verhaal zijn Rebecca, haar dochter Betje en haar oudere zus Sara. Zij woonden op het laatst van hun leven in de Rechthuisstraat 23b op Katendrecht. Hun leven eindigt in de zomer van 1942, als eerst Sara wordt opgepakt en niet veel later haar zus Rebecca met haar dochter. Het is een verhaal over armoede, echtscheidingen, sterke vrouwen, de wil om te overleven en de onherroepelijke dood die volgt op razzia’s, waar kleine kinderen niet worden gespaard. We gaan terug in de tijd.
Rebecca Vischschraper
Rebecca Vischschraper wordt op 19 februari 1919 geboren in Amsterdam. Ze is het kind van Abraham Vischschraper (28 januari 1876) en Leentje Cosman (13 november 1879). Ze trouwen op 3 augustus 1898 en krijgen vier zonen en acht dochters. Bloeme (1898), Wolf (1900), Elisabeth (1901), Mozes (1904), Salomon (1906), Sara (1908), Simon (1910), Klara (1912), Rika (1915), Esther (1919) Rebecca (1919) en Mina (1920). Rebecca is de een na jongste dochter uit dit grote maar arme gezin. Haar vader is los werkman en visschoonmaker. Als Rebecca 19 jaar is, trouwt ze met Max Polak.
Max Polak
Max is het achtste kind van Salomon Polak (8 juni 1882) en Betje Polak – de Lange (12 mei 1882). Ze krijgen zes zonen en vier dochters Joseph (1902), Philip (1904), Sara (1906), Israël (1907), Judith (1909), Louis (1911), Bernard (1912), Max (1914) Hanna (1917) en Sippora (1920).
Vader Salomon is lompenhouder, venter. De druk om zijn tien kinderen te onderhouden weegt zwaar. Hij leeft regelmatig van de steun en verhuist voor een periode naar Duisburg, omdat hij daar beter zijn geld kan verdienen. Zes van de tien kinderen, waaronder Max (1914), worden in Duisburg geboren. In 1916 keert het gezin terug en gaat wonen in de Jodenhouttuine en daarna in de Valkenburgerstraat 208-1. De Jodenhouttuinen vormden een deel van de zogenoemde Jodenhoek. Al in de zeventiende eeuw vestigden zich in de Jodenhoek arme Joden, waar ze in kleine eenkamerwoningen in nauwe steegjes en straatjes hun leven leidden. Er werd veel verhuisd vanwege huurschulden of gezinsuitbreiding.
De drie broers Louis, Bernard en Max brengen hun jeugd door in deze Jodenhoek. Na de lagere school wordt Louis poeliersknecht, Bernard visschoonmaker en Max eerst fietsjongen maar later broodbakker.
Broodbakker Max ontmoet ateliermeisje Rebecca
Max en Rebecca hebben elkaar in een van deze buurten ontmoet. Rebecca werkt als ateliermeisje in een van de vele naaiateliers die Amsterdam in die tijd kende. Ze trouwen op 5 februari 1936, Max is dan 22 en Rebecca nog maar 19 jaar. Ze is zes maanden zwanger van dochter Betje (19 mei 1936). Een tweede dochter Leentje volgt op 4 december 1937. Het huwelijk houdt geen stand. Rebecca vertrekt naar Rotterdam zonder dat er een officiële scheiding wordt uitgesproken.
Van Amsterdam naar Rotterdam
Vader Abraham en moeder Leentje vestigen zich op 3 augustus 1937 ook in Rotterdam. In de Generaal van der Heijdenstraat 10. Zij gaan inwonen bij hun oudste 39-jarige dochter Bloeme. Ze is in 1916 getrouwd maar in 1923 weer gescheiden. Generaal Van der Heijdenstraat 10 blijkt de centrale plek te worden voor meerdere familieleden. Zo is zoon Salomon al een jaar eerder, op 29 augustus 1936 op dit adres komen wonen. Woont dochter Mina er ook?
Dochter Klara komt op 28 februari 1938 ook naar Rotterdam en gaat wonen op de Schiedamsedijk 158a. Vijf dagen later komt ook Rebecca op dit adres te wonen. Ze laat haar kinderen achter in Amsterdam. Om in haar onderhoud te kunnen voorzien, werkt ze in de prostitutie, volgens Wally de Lang, historicus en schrijfster die in 2021 het boek ‘De razzia’s van 22 en 23 februari 1942 in Amsterdam. Het Lot van 389 Joodse mannen publiceerde. In dit boek wordt Rebecca genoemd.
Ook zus Rika woont vanaf 2 juli 1938 tijdelijk op de Schiedamsedijk 106b. Ze is dan nog getrouwd. In maart 1939 wordt haar huwelijk met Machiel Gobets ontbonden. Ze kregen vijf kinderen. Op de foto staan Sientje (rechts), Lea (midden) en Abraham (links). Vanaf november 1940 woont ze weer in Amsterdam. Machiel Gobets is koopman op de Albert Cuypmarkt en overleeft negen kampen.
De Schiedamsedijk
De Schiedamsedijk is voor het bombardement van 14 mei 1940 een levendige buurt. Voor de bouw van het Stadhuis en het postkantoor moest een groot deel van de Zandstraatbuurt gesloopt worden. In dit deel woonden onder andere het Joodse proletariaat, bevond zich de roze buurt en was de onderwereld van Rotterdam actief. Er vond een verschuiving plaats naar de buurt van de toenmalige Helmers- en Ammanstraat en de Dijk, de Schiedamsedijk in het Baankwartier, het verlengde van de Coolsingel richting de huidige Erasmusbrug. De Schiedamsedijk werd het uitgaanscentrum van Rotterdam, er waren vele kroegen, er werkten prostituees, kortom een levendige buurt. Na het bombardement en de verwoesting van de gebouwen, verplaatste de prostitutie zich naar Katendrecht.
De kinderen van Max en Rebecca
Dochter Betje wordt opgenomen in het gezin van haar zwager Louis Polak, die getrouwd is met de niet-Joodse Sjoektje Helena Schuurman. Het gezin woont in de Korte Houtstraat 20-III in Amsterdam. Bernard, die vrijgezel is woont in de Lange Houtstraat 43-I. Dochter Leentje wordt ondergebracht bij haar zwager Coenraad Vogel en echtgenote Sara Vogel-Polak (een zuster van Max). Zij wonen in de Blasiusstraat 97 in Amsterdam.
Het moet in het gezin van Louis Polak te hectisch zijn geworden na de geboorte van hun dochter Betty in november 1940, want op een bepaald moment brengt broer Bernard zijn nichtje Betje naar Rotterdam en komt ze weer bij haar moeder Rebecca te wonen in de Rechthuisstraat. Bernard woont er ook tijdje, zijn naam komt namelijk voor op de kaarten van archief van de Joodse Raad, in combinatie met die van Rebecca en Betje. Max blijft in Amsterdam en gaat op kamers wonen op het Waterlooplein 86-III. Max zit in de steun maar als hij zonder werk zit, gaat hij in november 1940 naar een werkverschaffingskamp in Maarssen. Hier werden door werklozen grondwerkzaamheden uitgevoerd in het kader van de ruilverkaveling.
Tweede Wereldoorlog
De Tweede Wereldoorlog breekt uit en een maand voor het verwoestende bombardement op Rotterdam overlijdt moeder Leentje op 10 april 1940. Op enig moment verhuist vader Abraham naar het Israëlitisch Oudeliedengesticht aan de Claes de Vrieselaan 70, Rotterdam, vanwaar hij op 26 februari 1943 op transport wordt gesteld naar Westerbork. Niet alleen wordt het Israëlitisch Oudeliedengesticht leeggehaald, ook het hele weeshuis op de Mathenesserlaan 208 en het Joodse ziekenhuis op de Schietbaanlaan. Tweehonderd bewoners, patiënten en 61 personeelsleden worden met legertrucks weggevoerd. Ze worden op 5 maart 1943 in Sobibor vergast. De razzia van 26 februari 1943 was een zorgvuldig geplande actie van de Duitsers.
Zus Sara Vischschraper – Terug in Amsterdam
Op woensdagochtend 12 februari 1941 hebben de Duitsers een deel van de stad afgezet. De bezetter wilde daar een getto creëren. Het ‘Judenviertel’, zoals de wijk werd genoemd, werd afgezet en bruggen werden opgehaald. Ook de markten worden gescheiden voor Joden. Het net sluit zich langzaam rond de Joden. Het ophalen van de bruggen houdt niet lang stand, teveel niet-Joodse Amsterdammers wonen in de wijk en zij moeten naar hun huis kunnen.
Max wordt opgepakt bij de eerste razzia
Het verhaal van Max Polak is vrij dramatisch. Hij wordt bij de eerste razzia van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam opgepakt, samen met zijn broers Bernard en Louis en zwager Joseph Gaarkeuken, de echtgenoot van zus Judith. Ze worden samengedreven in de buurt van het Jonas Daniël Meijerplein bij de Portugese synagoge. Samen met vele andere mannen komt hij in Mauthausen terecht. Hij is één van de bijna 400 Joodse gijzelaars die als eersten zijn opgepakt. Hij wordt op 4 september 1941 vergast. Zijn broer Bernard op 18 juli 1941 en broer Louis op 25 juli. Echtgenote Rebecca wordt hierover via de Joodse Raad geïnformeerd.
Mauthausen
Max komt op 22 mei 1941 in Mauthausen aan. Het gebied rond Mauthausen was vooral geschikt vanwege de aanwezigheid van graniet, zodat de gevangenen tewerkgesteld konden worden in de plaatselijke steengroeve. Zware arbeid. Er was een trap van 186 treden naar de diepte van de granietgroeve, waar menigeen het leven liet. Zieke gevangenen liet men bevriezen, verhongeren of werden gedood met fenolinjecties of gifgas.
‘Die groeve bestond uit een enorme cirkel met een diameter van ongeveer 350 meter, deels omgeven door granieten muren van 40-75 meter hoog. De stenen trap had tot 1942 160 treden, dat wil zeggen dat er ‘stepping stones’ lagen: her en der geplaatste ongelijke stukken rots van soms wel 40 centimeter hoog. Na het uitdiepen van de groeve ontstonden er 186 treden. Ziereis liet de gevangenen in de Steingruppe de zware blokken steen over de ‘trap des doods’ naar boven dragen, opgejaagd door SS’ers met zwepen en pistolen.135 Meestal waren het Joden en mannen uit de Strafkompanie die hij voor dit werk selecteerde. Alles moest in militaire pas geschieden, stilstaan was verboden en van pauzes was uiteraard geen sprake. In de zomer was het bloedheet in de groeve, in de winter was het er guur door vorst en de koude, rondcirkelende wind. De niet alleen stenen dragen, ook moesten ze de lichamen van omgekomen mannen naar boven brengen. Jean Laffitte, een Franse communist die in Mauthausen gevangen zat, vergeleek de rij klimmende gevangenen op de trappen met een duizendpoot, wiens achterpoten de voorpoten niet konden bijhouden, zeker niet op het moment dat de voorste rij eindelijk uit de groeve was geklommen en op het wat vlakkere terrein de pas versnelde. Hij zag alleen maar benen die wanhopig probeerden in formatie te blijven om er niet uitgepikt te worden en teruggestuurd te worden naar de groeve om daar doodgeslagen te worden met een steen’.
Bovenstaand fragment is uit het boek van Wally de Lang; De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam, uitgegeven bij Atlas Contact.
Ze beschrijft het lot van de 389 gearresteerde Joden op 22 en 23 februari 1941. Wally doet een schokkende ontdekking dat 208 mannen bij wijze van proef werden vergast, een methode van massamoord die later op grote schaal zou worden uitgevoerd. Max hoort bij deze groep. Hij wordt in de gaskamer van Slot Hartheim vermoord en werd 26 jaar.
Leentje
Ook zwager Coenraad Vogel wordt op een dag opgepakt en gaat vanuit Westerbork op 16 oktober 1942 op transport waar hij te werk wordt gesteld. Hij overlijdt op 31 maart 1944 in Midden Europa. Wanneer hij is opgepakt en naar Westerbork is vervoerd is onbekend.
Leentje wordt samen met haar tante Sara Vogel-Polak en haar twee neefjes Michael en Salomon op transport gezet naar Westerbork waar ze op 25 mei 1943 aankomen en worden gehuisvest in de strafbarak. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat zij na de arrestatie van oom Coenraad Vogel in 1942 gezamenlijk ondergedoken zijn. Na acht maanden op 25 januari 1944 worden ze op transport gezet naar Auschwitz. Leentje wordt op 28 januari 1944 vermoord. Ze is dan zes jaar.
Sippora Polak, de zus van Max
Al ruim een jaar is de familie Polak in onzekerheid over het lot van Max, als ook zijn zus Sippora wordt opgepakt. Ze is vanaf 25 april 1940 werkzaam bij de textielfabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam. Op woensdag 11 november 1942, omstreeks 16.30 uur, doet de Sicherheitspolizei onder leiding van Willy Lages een inval in de Hollandia-fabrieken. Alle uitgangen worden afgezet en de joodse medewerkers van het bedrijf worden ‘s avonds weggevoerd.
Terug naar Katendrecht
De weduwe Rebecca verhuist op 7 mei 1942 naar Katendrecht, naar de Rechthuisstraat 23. Ook zus Sara komt hier wonen, naast de familie Bon van nummer 25, die we via het goede geheugen van de 95-jarige mevrouw Rijswijk op het spoor zijn gekomen. Ze zijn buren. Het is een kinderrijke straat als we de foto zien uit ±1938 die voor nummer 32 in de straat is genomen. Het beeld is van de dochter van Bep Hertogs; Corina van Tillo.
De sfeer op Katendrecht
Ook Bep Hartogs(1925-2014) van de Rechthuisstraat 27a heeft haar herinneringen aan de oorlog gedeeld via de website van Historisch Katendrecht. Ze vertelt dat het luchtalarm regelmatig, ook ’s nachts afging. Men moest dan naar de schuilkelder op het voetbalveld.
Haar oudste broer Kees werd begin 1942 door de arbeidsinzet naar Duitsland getransporteerd. Toen Frankrijk werd bevrijd is hij samen met een paar vrienden uit Duitsland ontsnapt en naar Frankrijk gevlucht – wat zijn tweede vaderland is geworden. Bep overleed op 1 juli 2014, maar haar herinneringen staan op de website van Historisch Katendrecht.
Sara, Rebecca en Betje opgepakt
Het verblijf van Rebecca, Sara en Betje op Katendrecht is helaas van korte duur. Sara Geertruida Vischschraper wordt op 21 mei 1942 gearresteerd in de Rechthuisstraat. Als reden van aanhouding wordt genoteerd dat ze in overtreding is van de verordening van de Rijkscommissaris. Vermoedelijk doelt men hier op het niet dragen van de Jodenster op straat. Het dragen hiervan was vanaf 3 mei 1942 verplicht, vanaf de leeftijd van 6 jaar.
Op 22 mei wordt Sara overgedragen aan de Sicherheitspolizei op het Haagseveer en twee maanden later op 21 juli overgebracht naar het ‘Oranjehotel’ in Scheveningen. Verre van een hotel maar het is de bijnaam voor de Scheveningse gevangenis tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ruim 25.000 personen zaten er gedurende deze periode gevangen in afwachting van hun berechting.
Opvallend is dat ruim twee weken na de invoering van de verordening, we op Katendrecht twee vrouwen vinden die op straat zijn opgepakt omdat ze geen Jodenster dragen. Ook Ruhama Dasberg van de Veerlaan legt dezelfde route af, via Scheveningen, Ravensbrück naar Auschwitz.
Het blijft speculeren en ook al wordt Katendrecht een ‘vrijstaat’ genoemd waar veel mogelijk was tijdens de oorlog. Voor de Joden was dit echter maar een schijnveiligheid. De politie op Katendrecht, wellicht bemand door NSB’ers moet deze vrouwen al op het oog hebben gehad.
Ook Rebecca en Betje worden opgepakt en reizen via Westerbork op 31 juli 1942 naar Auschwitz, waar ze op 2 augustus 1942 vermoord worden. Wrang zijn de noteringen op de kaart van Betje. ‘Ongehuwd’ staat er bij haar status. Beroep: ‘zonder’. Betje wordt slechts zes jaar. Haar leven moest nog beginnen. Van de familie Vischschraper en de familie Polak overleeft alleen Elisabeth Vischschraper.
Een overlevende
Van de familie Vischschraper overleeft dochter Elisabeth de oorlog. Ze is geboren op 17 december 1901 te Amsterdam, van beroep werkster. Van 26 oktober 1921 tot 28 september 1922 staat ze ingeschreven bij haar getrouwde oudste zuster Bloeme Beth-Vischschraper in de Batavierenstraat 8 te Amsterdam. Ze woont vanaf 1923 op verschillende adressen in Amsterdam en Rotterdam. In Rotterdam woont ze op de volgende adressen: Schiedamschedijk 94a, 130b en 139a, Schildersteeg 3 en Jan Slijpensteeg 10a. Gedurende een jaar woont en werkt ze in Apeldoorn. (1 oktober 1931 – 12 november 1931).
Elisabeth trouwt op 22 november 1933 met Nicolaas den Hoed (6 maart 1900, te Rotterdam), die eerder getrouwd was met Maria van Dijk.
Nicolaas en Elisabeth wonen op diverse adressen. Nicolaas is Nederlands Hervormd, dus Elisabeth is vanaf 1933 gemengd gehuwd. Op 29 augustus 1936 worden Nicolaas en Elisabeth ingeschreven in Amsterdam in de Foeliedwarsstraat 50-II. Het echtpaar heeft geen kinderen. Er zijn wel twee dochters uit het eerste huwelijk van Nicolaas. Het huwelijk tussen Nicolaas en Elisabeth wordt op 20 mei 1948 ontbonden. Elisabeth hertrouwt op 26 juni 1952 te Amsterdam met Johannes Adrianus Brokerhof (15 september 1916). Ze overlijdt op 10 maart 1993 te Amsterdam. Er zijn geen nakomelingen.
bron:
– Machiel Gobets via joodsamsterdam.nl, met dank aan Albert Alfarez, kleinzoon van Rika en Machiel.
– Machiel Gobets via Youtube.
– Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten, persoonskaarten.
– https://www.joodsmonument.nl/nl/page/516/book-of-tears)
– Herinneringscentrum Westerbork
– Stadsarchief Amsterdam, Wally de Lang
– Joods Erfgoed Rotterdam (www.joodserfgoedrotterdam.nl)
– Joods Amsterdam (www.joodsamsterdam.nl)
– https://nl.wikipedia.org/wiki/Mauthausen_(concentratiekamp)
– https://bevrijdingsportretten.nl/portret/de-familie-polak/
– Arolsen archives
– https://historischkatendrecht.wordpress.com/bep-hertogs/
– Volkskrant, 17 februari 2021 door Sander van Walsu
– https://www.oranjehotel.org
– https://www.genealogieonline.nl/stammbaum-cosman/I537857.php
– https://www.geni.com/people/Bloeme-Vischschraper/6000000024901439336
– https://www.geni.com/people/Gompert-van-der-Woude/6000000037012940523?through=6000000026192166690
– https://www.genealogieonline.nl/stammbaum-cosman/I537857.php
– https://www.amsterdam.nl/stadsarchief/themasites/razzia/max-polak/
– https://www.joodsamsterdam.nl/machiel-michel-gobets-een-marktkoopman-die-9-kampen-overleefde/
– https://www.youtube.com/watch?v=pazb8_sEnd4&lc=z23vdtxqzmygx544004t1aokg05goj5abfv3b5dwvxkgrk0h00410
illustratie:
– Stadsarchief Amsterdam. beeldbank. Schalekamp, Johan Marius (1844-1912). Straatventer, lompenhandelaar in de Jodenbuurt, 1899. OSIM00001000451
– Rechthuisstraat 32, © Corina van Tillo, met vriendelijke toestemming
– Rika Vischschraper, foto met dank aan A. Alfarez.
disclaimer
Wij hebben onze uiterste best gedaan van het materiaal op de website de makers en rechthebbenden te achterhalen. Ook hebben wij ons uiterste best gedaan om de ons aangeleverde informatie op de website zo verantwoord mogelijk te presenteren. Al hoewel wij daarbij zeer zorgvuldig te werk zijn gegaan kan het toch zijn dat een bezoeker, auteur, gebruiker of rechthebbende meent dat publicatie in strijd is met zijn of haar rechten, zoals portretrecht(en) en of auteursrechten. Indien een dergelijk situatie het geval lijkt verzoeken we onmiddellijk contact op te nemen met de projectleiders.
Colofon:
Project: Stichting Kaapse Kringen, Marianne Ketting
Tekst: Stadsatelier Corneel, Cora de Roon
Research: Han de Bruijne, Cora de Roon
Eindredactie: Rob Snijders, historicus (www.joodserfgoedrotterdam.nl en www.joodsamsterdam.nl
gepubliceerd:
11 december 2021
laatst bijgewerkt:
11 december 2021