In 1849 werd de Rotterdamse handelsvereniging R. S. Stokvis en Zonen opgericht, als voortzetting van het door Raphaël Samuel Stokvis (1807 – 1889) in 1844 opgerichte bedrijf “Handel in Engelsche IJzerwaren, Gereedschappen en Brabantsche Gegoten Ornamenten in het groot“. Het bedrijf werd gevestigd aan de Delftschevaart 321.
De zonen van Raphaël zijn Samuel Raphaël (1827 – 1908) en Salomon Raphaël (1833 – 1905). Vanaf 1859 treed vader uit het bedrijf en gaan de broers verder onder dezelfde naam. Nadat hun zonen toetreden tot het bedrijf werd de naam in 1904 gewijzigd in N. V. Handelsmaatschappij R. S. Stokvis en Zonen. Het bedrijf groeide uit tot ze achttien filialen hadden in Nederland.
Het Bedrijf
Het bedrijf werd een conglomeraat van een groot aantal handelsondernemingen. Er werd voor de afzet een landelijk netwerk opgezet met magazijnen en regiokantoren. Het hoofdkantoor was in Rotterdam, waar in 1908 aan de Westzeedijk een ruim pand gebouwd werd met een oppervlak van 5000 m2 – in die tijd een van de grootste gebouwen in Nederland. Een aantal foto’s via deze link.
Stokvis kreeg verder grote belangen in andere ondernemingen, waaronder Van der Heem uit Den Haag. Van der Heem produceerde Erres (radio’s, tv’s e.d.). De naam Erres kwam van de initialen van Rafaël Samuel.
Philips nam in 1930 een belang in Erres en in 1966 nam Philips Van der Heem – en dus Erres – over. In 1980 werd dit bedrijf opgeheven. Verder zijn er belangen in de volgende bedrijven: Lindeteves, de Vries Robbé, Furness, Watson’s & Zoons Vijlenfabriek en Slijperij, NV Nederlandsch Carbidfabriek, NV Staal Export Maatschappij en NV Automatic Screw Works.
Andere bedrijven die bij het conglomeraat hoorden waren EMI en Indola.
Stokvis produceerde de Solex (bromfietsen) en fabriceerde of importeerde bromfietsmerken als Amstel, RAP en Puch en het fietsmerk Kroon. Het bedrijf importeerde Austin auto’s.
Vanaf 1972 zette de ondergang van Stokvis zich in. In dit jaar kwam het bedrijf in bezit van Ogem. Ogem ging failliet, het bedrijf kwam in bezit van Pakistaanse beleggers, werd verschillende keren verkocht en werd in 1994 overgenomen door Koninklijke Borsumij Wehry NV. Door Wehry werd Stokvis verkocht aan Union, de fietsenfabrikant, en kreeg hiermee een meerderheidsbelang in Union. Borsumij Wehry werd overgenomen door Hagemeyer, die Stokvis samenvoegde met de Amsterdamse Rijtuig Maatschappij tot ARM-Stokvis. Dat bedrijf werd in 2000 overgenomen door Kroymans. Kroymans ging, met de meeste werkmaatschappijen, in 2009 failliet.
De familie
Het bedrijf werd opgericht door Raphaël Samuel Stokvis. Hij trouwde met Grietje Pollux. Dit echtpaar kan gezien worden als de stamouders van een dynastie waarvan vele leden betrokken waren bij het bedrijf.
Op 14 november 1827 kregen zijn een zoon, Samuel Raphaël. In 1830 kregen ze een dochter, Eva en op 27 januari 1832 hun tweede zoon Levie Raphaël. Levie overleed op 16 juni van dat jaar en werd nog geen 5 maanden oud. Op 30 april 1833 werd Salomon geboren. Samuel trouwde op 28 december 1860 met Rosalia Hartog, die geboren was in Antwerpen als dochter van Wolf Hartog en Bloeme Salomon van Minden. Salomon trouwde de zus van de bruid, Theresia Hartog, op 24 juni 1861.
De familie Stokvis bleef zeer betrokken bij het bedrijf en verschillende afstammelingen van Raphaël hebben bij het bedrijf gewerkt. Naast dit bedrijf namen Eugene en Jules Stokvis in 1893 Kwatta (chocolade) over. Verder was Frederik André Stokvis, die in 1910 de eerste steen legde voor het gebouw op de Westzeedijk 507, de naamgever van het bedrijf Fasto, bekend van de geisers.
Joodse wortels familie Stokvis
De familie Stokvis was Joods. Maar hoe sterk ze religieus waren is (nog) niet bekend. Een aantal leden van de familie was gedoopt, maar werd vanwege hun afkomst toch vermoord in de concentratiekampen. Dat ze echter betrokken waren bij de Joodse gemeenschap blijkt wel uit de volgende herinnering van een lezer van de site, Elsje Prins:
“Mijn ouders en tante waren in de oorlog ondergedoken op de Witte de Witstraat; na de oorlog heeft Stokvis mijn vader betaald voor alle jaren die hij niet heeft gewerkt tijdens de onderduik. Ik heb dit altijd heel mooi gevonden en is juist zo’n contrast met het Electriciteits Bedrijf in Rotterdam. Na de oorlog kreeg mijn vader een rekening voor het huis van zijn ouders. Die rekening was voor een periode nadat mijn grootouders al in Auschwitz waren omgebracht“.
bron:
wikipedia,
stadsarchief Rotterdam,
Berg, Hetty e.a., Venter – fabriqueur – fabrikant (Amsterdam 1994).
Met dank aan Elsje Prins,
Illustratie:
advertentie Erres 1927
laatste aanpassing:
11 oktober 2023