De Putselaan is een laan in Rotterdam-Zuid tussen de Dordtselaan en het Varkenoordse viaduct. De naam van de laan werd op 7 maart 1900 vastgesteld door B & W. De naam herinnert aan het land van Putten Overmaze. Chairlos behoorde van oorspring tot het land ‘Putten over die Maze’.
Putselaan 82 – Keller’s Parketvloeren
Dit bedrijf adverteerde in 1938 in het Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland. De zaak had op dit adres een vestiging en ook op de Wijnhaven 33. In de advertentie werd verwezen naar het feit dat men het nieuwe gebouw van de Algemene Nederlandse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer op de Parkstraat in Den Haag van parket had voorzien.
Putselaan 84 – kapper De Haan
Op Putselaan 84b woonde kapper Baarend (Bernard) de Haan (Rotterdam, – Auschwitz, ), zijn vrouw Alida Jacobs (Rotterdam, – Auschwitz, ) en hun dochter Engelina (Hellevoetsluis, – Auschwitz, ) tot in de oorlog. De zaak was op Putselaan 84. Naast Engelina hadden Baarend en Alida nog een dochter, Grietje (Rotterdam, 5 juli 1912).
Putselaan 126a – gezin Jacob Polak
Jacob Polak (Rotterdam, 1892) had zich opgewerkt van een eenvoudige vertegenwoordiger tot opticien. Hij was de zoon van Salomon Polak (1858) en Mietje Katan (1856) en hij groeide op met één zus en twee broers. Vader Salomon had een zaak in ‘phonographen’, platenspelers. Phonographen waren een kostbare nouveauté in de jaren rond deze eeuwwisseling.
Op 6 mei 1925 kon Jacob na hard werken zijn eigen nieuwe zaak op de Jonker Fransstraat 102 openen.
De Jonker Fransstraat was een gouden greep. De locatie was er niet zo duur als de straten in het echte centrum van de stad maar werd toch gezien als een chique koopstraat waar bijvoorbeeld ook het gerenommeerde en deftige Joodse Maison Van Teeffelen een van haar drie dames- en kinderhoedenzaken gevestigd had.
Jacob was op 26 oktober 1921 gehuwd met de Joods-Rotterdamse Rebecca Zwart (1896). Rebecca groeide op in een groot gezin met zeker vijf broers waar ze het enige meisje was. Haar vader, Zadok, was opticien en wellicht was Jacob via die weg in contact gekomen met Rebecca, ze was immers de dochter van een collega.
Op 13 december 1923 kregen Rebecca en Jacob een dochter. Ze vernoemden haar naar de moeder van Jacob, Mietje. Het gezin woonde in die periode in de Kortebrantstraat 59a, een zijstraat van de Jonker Fransstraat. Rebecca, Jacob en Mietje woonden in bij de ouders van Rebecca. Het ligt voor de hand dat in die periode Zadok zijn schoonzoon geholpen heeft om zijn zaak op Jonker Fransstraat 102 op te zetten. De zaak draaide goed en een jaar na de opening was inkomen van Jacob voldoende om naast de zaak te gaan wonen op 102a.
Het gezin van Jacob bleef daar wonen tot in 1935. Vanaf dat jaar, Mietje was toen twaalf jaar oud, begon het gezin veelvuldig te verhuizen maar bleef wel steeds in het centrum. Na vier keer verhuisd te zijn tussen voor 1940 ging het gezin vlak voor het uitbreken van de oorlog naar de Van der Duijnstraat 62, een straat in het centrum van de stad niet ver van het Hofplein en de Coolsingel. Hier maakte het gezin het uitbreken van de oorlog mee. Bij het bombardement van 14 mei 1940 werd de straat weggevaagd en verloren de Polaks niet alleen hun huis met al hun eigendommen maar ook hun zaak die inmiddels op dit adres gevestigd was. Ze moesten van de grond af aan opnieuw beginnen.
Enkele maanden later, op 8 augustus 1940, vonden Jacob, Rebecca en Mietje een nieuwe woning op de Putschelaan 126a. Daar begon Jacob zijn bedrijf weer op te bouwen.
Jacob deed zijn best om zoveel mogelijk nieuwe klandizie naar de zaak te trekken en bekend te maken dat hij nu op Zuid gevestigd was. Hij adverteerde weer met grote regelmaat in de dagbladen. Een jaar lang verschenen met zijn advertenties en de laatste advertentie voor de onderneming dateert van 26 maart 1941 en werd geplaatst in het Rotterdamsch Nieuwsblad.
De verhuizing naar Zuid was een goede oplossing voor de moeilijke situatie waarin het gezin Polak terecht was gekomen. Ze bleven in hun geliefde Rotterdam wonen en hoefden geen gebruik te maken van een van de vele kleine noodwinkels die na de vernietiging van het centrum her en der in de stad verschenen. De Polaks konden gaan werken aan de wederopbouw van hun bestaan. De locatie beviel goed, de Putschelaan was een nette en drukke winkelstraat en deze nieuwe woning lag bovendien niet ver van het Feyenoord-stadion.
Jacob was daar maar wat blij mee. Hij was een fervent supporter en was al sinds april 1937 donateur. Hij bezocht de voetbalwedstrijden trouw en Jacob was voor Feyenoord zeker niet de enige Joodse supporter, er waren er tientallen. Er waren in die tijd drie voetbalclubs voor Joods Rotterdam van belang. Sparta, de andere grote Rotterdamse voetbalclub, telde veel Joden onder haar leden en Joods Rotterdam had vanaf juli 1930 tot februari 1938 zelfs een volledig Joodse voetbalclub, Za’oth. Wat Feyenoord betreft zijn er rond de oorlog bijna 40 fanatieke supporters uit alle geledingen van het Rotterdamse Jodendom, zoals Mr. Heiman Sanders, voorzitter van de Joodse Gemeente van Rotterdam (Heiman overleefde de Shoah), daarnaast voormalig commissaris van NV Stadion Feyenoord Maurits Hillel van Hertzfeld (overleefde de Shoah) en Max Abarbanel, die na de oorlog, in de jaren zestig en zeventig, de clubarts van Feyenoord was. Maar ook minder prominente Rotterdammers als Jacques van Gelderen (1903 – 1942), Samson van Hesse (1890 – 1942) en de drie broers Van der Horst, Machiel (1917 – 1943), David (1920 – 1943) en Salomon (1923 – 1943). Voetbal was dus populair onder de Joodse Rotterdammers, net zozeer als dat gold in de rest van het land en Feyenoord speelde een belangrijke rol in het leven van Jacob; het was voor hem een belangrijke ontspanning.
Jacob kon zijn club in de eerste maanden van de bezetting met grote regelmaat bezoeken. Vanaf november 1941 werd het Joden verboden om lid te zijn van een vereniging waar niet-Joden ook lid van waren. Het lidmaatschap van Feyenoord werd hiermee voor Jacob onmogelijk en de voetbalwedstrijden mochten niet meer bezocht worden. Jacob bleef thuis, waar hij het gejoel tijdens een wedstrijd in De Kuip kon horen.
Zelfs in deze moeilijke jaren was er voor het gezin Polak nog een belangrijk lichtpunt. Dochter Mietje, hun enig kind, leerde de Joodse Rotterdammer Abraham Boesman (1921) kennen en ze werden stapelverliefd. Abraham, slager van beroep, was de zoon van de slager Meijer Boesman) en Sientje Goudsmit. De slagerij heette ‘De Vooruitgang’ en was op de Crooswijkscheweg 167 gevestigd, niet ver van de buurt waar Mietje was opgegroeid. Het was geen koosjere slagerij, in deze wijk woonden er niet genoeg Joden om dat rendabel te maken, maar in de advertenties uit de jaren van voor de oorlog is nergens te vinden dat er in deze slagerij varkens- of paardenvlees verkocht werd.
Op 18 maart 1942 vond de choppe (huwelijk) tussen Mietje en Abraham plaats in de synagoge van het Oude Liedengesticht aan de Claes de Vrieselaan. Dit was een van de weinige synagogen in het centrum van Rotterdam die na het bombardement nog bestond. Na het huwelijk gingen Mietje en Abraham inwonen bij Mietjes ouders. In dat jaar, op 10 juli, werd Jacob 50. Het gezin feliciteerde hem daar nog mee in Het Joodsch Weekblad. Het zou de laatste viering voor het gezin worden. Dochter Mietje was inmiddels een flinke periode in verwachting van het eerste kind. Mietje lag vanwege de zwangerschap in de loop van september 1942 in het Joodse Ziekenhuis aan de Schietbaanlaan.
Mietje, haar ouders en waarschijnlijk ook Abraham kregen in deze zelfde maand een oproep en moesten zich bij Loods 24 melden voor transport naar Westerbork. Aan het feit dat Mietje op dat moment in het ziekenhuis lag had de bezetter geen boodschap. Mietje werd uit het ziekenhuis gehaald en werd samen met haar ouders, en wellicht ook met haar man, via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Ze zaten in een veewagon, zonder enig comfort, wat vooral voor de hoogzwangere Mietje een hel geweest moet zijn. De trein kwam op 30 september 1942 in Auschwitz aan en op de 30e september / 1e oktober werden vader Jacob, moeder Rebecca en de hoogzwangere Mietje in de gaskamers van Auschwitz vermoord. Wanneer Abraham inderdaad bij zijn vrouw in dit transport zat, is hij bij aankomst in Auschwitz geselecteerd om te werken en hij leefde nog vier maanden, tot 31 januari 1943.
De trots van Jacob, zijn nieuwe zaak op de Putschelaan 126, daar zat al voor oktober 1943 een bijkantoor van de Nederlandsche Volksdienst in, een organisatie die moest helpen met de nazificering van het maatschappelijk werk in Nederland.
Putselaan 135 – schoolgebouw
Op de Putselaan 135 was een schoolgebouw gevestigd en in mei 1925 kwam daar de 4e Joodse godsdienstschool van de Vereniging Agoedas Jisroeil in Rotterdam. De krant schreef:
‘Zondag j.l. heeft de opening plaats gevonden van de vierde godsdienstschool der Ned. Isr. Gemeente alhier, op den Linker Maasoever, gevestigd in het schoolgebouw Putschelaan 135. Aanwezig waren daarbij de vicevoorzitter en de adviseur van den Onderwijsraad, laatste tevens hoofd der school, de onderwijzers de heer E. Philipson en mej. Woudstra, een aantal ouders en de eerste 26 leerlingen der school. De dr. Haagens deelde In zijn openingswoord mede, dat de rabbijn-inspecteur door ambtsbezigheden en de voorzitter van den Onderwijsraad, arts M. Hertzberger, door uitstedigheid verhinderd was aanwezig te zijn. Spreker wees daarna op de groote moeite, die de oprichting dezer school keert gekost en de noodzakelijkheid, dat de leerlingen trouw en tijdig ter schooi zullen komen, tevens met aandrang de medewerking der ouders vragende. De heer Slagter dankte de heeren Van Straten en Frank voor hun bij de oprichting betoonde hulp en wees eveneens ouders en kinderen op hun plichten tegenover de school. Moge School D, die in een dringende behoefte voorziet, daar zij leerlingen telt uit Charlois, Katendrecht en de omliggende Tuindorpen Bloemhof en Vreewijk, groeien en bloeien!‘
In november 1925 werd de school verplaatst naar de Joubertstraat 67.
Bron en illustraties:
Rob Snijders, Putschelaan 126a Rotterdam in Joodse Huizen 4 (Amsterdam 2018) (samenvatting)
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart Salomon Polak
“Advertentie”. “Rotterdamsch nieuwsblad”. Rotterdam, 05-05-1925. Geraadpleegd op Delpher op 04-11-2017, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010495467:mpeg21:a0011
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart Zadok Polak
“Advertentie”. “Rotterdamsch nieuwsblad”. Rotterdam, 26-03-1941. Geraadpleegd op Delpher op 04-11-2017, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011002695:mpeg21:a0057
www.joodserfgoedrotterdam.nl, lemma ´De Tragische Geschiedenis van de Feyenoord-Joden’, geraadpleegd 4 januari 2018.
“Advertentie”. “Rotterdamsch nieuwsblad”. Rotterdam, 04-11-1916. Geraadpleegd op Delpher op 05-11-2017, tps://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010296602:mpeg21:a0078
“Familiebericht”. “Het joodsche weekblad : uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam”. Amsterdam, 03-07-1942. Geraadpleegd op Delpher op 05-01-2018, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010318325:mpeg21:a0071
“Winterhulpwerk.”. “Dagblad van Rotterdam”. Rotterdam, 09-10-1943. Geraadpleegd op Delpher op 05-01-2018, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010312149:mpeg21:a0078
“AGOEDAS JISROEIL (JEUGDAFDEELING).”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 22-05-1925. Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010871871:mpeg21:a0098
Stadsarchief Rotterdam, Straatnamendatabase, Putselaan (geraadpleegd 11 december 2020).
“BINNENLAND MIKWEIH JISROEIL.”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 20-11-1925. Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010871890:mpeg21:a0090
De Haan “Advertentie”. “Rotterdamsch nieuwsblad”. Rotterdam, 17-09-1940. Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011002459:mpeg21:a0202
Stadsarchief Rotterdam, beeld en geluid, PBK-1993-672 Gezicht in de Putselaan, vanaf de kruising met de Hillevliet. 1932. Prentbriefkaarten verzameld door het Stadsarchief Rotterdam, toegangsnummer 4029
laatst bijgewerkt:
11 december 2020