Aan het einde van de 18e eeuw leefde de Joodse bevolking van Rotterdam voor het grootste deel in de allergrootste armoede.In 1795 begon de Franse Tijd, en volgens het adagium Vrijheid – Gelijkheid en Broederschap hield dit in theorie gelijkheid voor de Joodse bevolking inhield. In 1796 kwam het door druk van de Joodse vereniging Flexit Libertate uit Amsterdam tot de burgerlijke gelijkstelling. In de praktijk werd echter de vaak Jiddisj sprekende minderheid met de nek aangekeken door de niet-Joodse omgeving.
Het duurde tot 1808 voor de Parnassijns zich tot het stedelijk bestuur konden wenden met het verzoek om het onderwijs dat door het Groot Stedelijk Armbestuur was ingericht opgesteld kon worden voor alle kinderen, dus ook de Joodse. Dat verzoek moest in 1811 door Dr. Leonard Davids worden herhaald en pas op 1 mei 1812 werden de Joodse arme kinderen op de stadsarmenscholen toegelaten. Tot die tijd weigerde het gemeentebestuur van Rotterdam om Joodse kinderen toe te laten op de stadsarmenscholen, vanwege ‘de ongeschiktheid, onhebbelijkheid en onreinheid van het Joodse kind’, iets dat in meer gemeentes gebeurde.
De meeste kinderen hielden het echter niet uit op deze scholen en binnen vijf jaar hadden de meesten van hen deze scholen al weer verlaten en keerden terug naar het Joods onderwijs, waar nu ook naast Joods maatschappelijk onderwijs werd gegeven.
Boompjes
Naast de Boompjessjoel werd een Joodse school opgericht. 37 jongens kregen daar les van onderwijzer D. Haagens en een hulp. Deze school werd gewild, in 1841 bezochten 200 leerlingen deze school, werden meisjes ook toegelaten en was er een groter lokaal ingericht. Op deze school werd in 1820 een schoolreglement ingevoerd én de lesuren bepaald (9-12 uur godsdienstonderwijs, 12 – 2.30 Hebreeuws schrijven en van 5 – 8 uur Maatschappelijk onderwijs).
Lijfstraffen werden verboden, alleen het schandbord en schoolblijven waren nog toegestaan.
De kinderen kregen een schooluniform, de ouders zorgden voor de kousen en de schoenen en hiermede trachtte men om deze Joodse school het uiterlijk te geven van een burgerschool.
Tot 1824 werd er nog les in het Jiddisj gegeven, daarna werd in het Nederlands. In 1829 werd het curriculum uitgebreid met ambachten.
Op 13 augustus 1857 treedt de nieuwe wet op het lager onderwijs in werking waardoor op 1 mei 1859 alle scholen worden opengesteld voor Joodse kinderen en wordt deze Joodse school gesloten.
bron:
jizkor,
wikipedia
N. L. Dodde, Joods Onderwijs, een geschiedenis over het tijdvak 1200 tot 2000 (Den Haag 2009), 65.
Laatst bijgewerkt:
4 september 2019