Mozes en Rosetta werden de ouders van een groot gezin waarvan verschillende gezinsleden hun sporen hebben achter gelaten in Joods Rotterdam en Joods Nederland. Wie waren Mozes en Rosetta?
Mozes van Dam werd in Dordrecht geboren op 11 januari 1847 en werd koopman. Op 3 januari 1872 trouwde Mozes met de Rotterdamse Rosetta van Ploeg (Rotterdam, 3 februari 1850 – Rotterdam, 7 december 1936) en enkele maanden later werd hun eerste kind geboren; Jansje (Rotterdam, 19 april 1872 – Rotterdam, 3 augustus 1961). Jansje werd gevolgd door Mozes (Maurits, Rotterdam, 16 maart 1874 – Rotterdam, 6 augustus 1928), Isaac (Jacques, Rotterdam, – Auschwitz, ), verpleegster Esther (Antwerpen, 19 september 1878 – Rotterdam, 3 april 1970), Maria Anna (Emma, Rotterdam, – Rotterdam, ), Anna (Antwerpen, 18 oktober 1882 – Rotterdam, 13 maart 1905), Lion (Rotterdam, – Auschwitz, ), Saartje (Rotterdam, 12 maart 1887 – Amsterdam, 5 januari 1981) en Abraham (Rotterdam, 23 juni 1892 – Hilversum, 8 april 1948). Het gezin woonde een tijd in Antwerpen, maar terug in Rotterdam gingen ze eerst op de Jonker Fransstraat 74b en later op de Boezemsingel 194 wonen.
Saartje
De jongste dochter van Rosetta en Mozes was Saartje. Zij trouwde met het ‘hoofd eener school’ Teunes Johannes Kruimink, en kreeg met hem twee kinderen; in 1916 Ariana Anna en in 1921 Rudolf Maurits. Saartje was ‘gemengd gehuwd’, maar dat betekende niet dat zij niet kon worden weggevoerd tijdens de oorlog. Op 20 november 1942 werd Saartje en ook haar zoon Rudolf Maurits gearresteerd door Groep X op het Stadhoudersplein 18b. Vijf dagen later werd Saartje overgegeven aan de Sicherheitspolizei en op 11 december 1942 doorgestuurd naar Westerbork. Rudolf Maurits, bij wie aangetekend staat dat hij ‘goederen zou onttrekken’ werd op 30 november 1942 ontslagen. Mozes woonde in die tijd bij zijn dochter en was bijna 96 jaar oud. Hoewel er van hem geen arrestatiekaart aanwezig is in het Stadsarchief Rotterdam wordt dit adres bevestigd op de kaart van de Joodse Raad. Mozes werd al eerder meegenomen en ondanks zijn hoge leeftijd gedwongen om naar het station te lopen. Hij werd op 10 november 1942 geregistreerd in Westerbork in Barak 81.
Mozes (Moos) van Dam overleed in Westerbork op 3 december 1942. Zijn dochter en verpleegster Esther was bij haar vader toen hij stierf. Hij lag in de barak en zei “ik wil niet meer leven” en toen is hij die nacht overleden en is hem de deportatie dus bespaard gebleven. Hij werd begraven op de Joodse begraafplaats in Assen en Esther heeft hem na de oorlog laten opgraven en in Rotterdam aan het Toepad naast Rosetta herbegraven.
Esther had zich laten “dopen” en is uit Theresienstadt terug gekomen.
bron:
Stadsarchief Rotterdam, Mozes van Dam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-092, pagina 98270
“Familiebericht Maurits van Dam”. “Voorwaarts : sociaal-democratisch dagblad”. Rotterdam, 1928/08/07 00:00:00, p. 8. Geraadpleegd op Delpher op 20-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010212016:mpeg21:p008
Stadsarchief Rotterdam, Saartje Kruimink – van Dam, 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam, inventarisnummer 3491
Kaart Joodse Raad, Mozes van Dam, via Arolsen Archives, 130277272.
herinnering overlijden Mozes van Dam met dank aan Louise Stein – Sorensen (email 24 maart 2021)
www.joodsmonument.nl, lemma Mozes van Dam (geraadpleegd 20 maart 2021).
gepubliceerd:
20 maart 2021
laatst bijgewerkt:
25 maart 2021