Mina Samson en Philippus Hartogs

Mina Samson werd op 2 augustus 1885 in Harderwijk geboren. Ze trouwde in Amsterdam op 5 maart 1919 op de Nieuwe Prinsengracht 28 met arts Philippus Hartogs (Rotterdam, 18 augustus 1896), die volgens een van de persoonskaarten voor zijn huwelijk een vervaardiger was van kunstgebitten en toen op de Bentheimstraat 23b woonde. Mona en Philippus kregen een dochter Henny (Amsterdam, 8 december 1920). Henny verloofde zich op 3 mei 1940 met Ruben Emanuel Velleman (Kampen, 13 januari 1918 – Den Haag, 15 mei 1940) uit Den Haag.
Mina volgde de opleiding tot verpleegster en tot kraamverpleegster. Op 15 april 1932 kwam het gezin in Rotterdam wonen, op de Claes de Vrieselaan 70. Mina en Philippus werd op 1 mei 1932 aangesteld als directrice en directeur van het Gesticht voor Israëlietische Oude Lieden en Zieken. Dochter Henny werd apothekersassistente en werkte in het begin van de oorlog als naaister in het Gesticht voor Israëlietische Oude Lieden en Zieken.

De installatie van het echtpaar als directrice en directeur was een gebeurtenis waar het Nieuw Israëlietisch Weekblad op 6 mei 1932 verslag van deed:

‘Bij bovengenoemde installatie waren behalve het College van Regentessen en Regenten aanwezig de Opperrabbijn, het college van Parnassijns, al de verpleegden van het gesticht, de Directrice en enige zusters van het ziekenhuis, de ouders van den nieuwen Directeur en nog enige genodigden. De Voorzitter van het College van Regenten opende deze bijeenkomst en riep allen het welkom toe. Hij noemde dit een dubbele plechtigheid en wel daarom, omdat hier officieel het afscheid van mevr. Kropveld verbonden was aan de installatie van de nieuwe Directrice. Gij – zo sprak de Voorzitter tot mevr. Kropveld – hebt bijna 22 jaren uw beste krachten aan dit huis gewijd. Voorwaar geen gemakkelijke taak. Gij vond hier bij uw komst een kleine chaos. En hoe gij – naast uw echtgenoot zaliger – daarin verbetering bracht, is niet met een paar woorden te zeggen. Vooral in de oorlogsjaren (1914 – 1918, red.), toen zelfs ieder gewoon gezin met moeilijkheden te kampen had, waart gij tegen die moeilijkheden opgewassen en hebt gij u op buitengewone wijze van uw taak gekweten. Was de arbeid enerzijds zwaar, ook vele zonnestralen wierpen hun glans op uw taak. Vooral het laatste halfjaar werd veel van uwe krachten geëist, de hulp echter van zuster Wolzak verlichtte uw taak ten zeerste, waarvoor een woord van dank voor haar, geenszins misplaatst is. En thans – zoo gaat spreker voort – gaat gij, mevr. Kropveld, rust genieten in het huis van uw zoon en dochter. Moogt gij daarvan een reeks van jaren profiteren. Vergeet daarbij onze instelling niet. Onzerzijds geven wij u de verzekering, dat wij u nimmer zullen vergeten.

En nu – zo gaat de Voorzitter voort — „Dour houleig wedour boo”.  U mijnheer en mevr. Hartogs roep ik toe welkom, voor de taak, dien gij thans gaat vervullen. Uit uw sollicitatiebrief bleek reeds, dat gij voornemens zijt met hart en ziel u te wijden aan uw taak. Dat die zwaar is behoeft geen betoog, doch moeilijkheden zijn er, om ze te overwinnen. Is het reeds moeilijk een leider voor de jeugd te zijn, oneindig zwaarder is dit voor ouden van dagen. Wanneer gij echter de tact daartoe bezit, waaraan wij niet twijfelen, dan is uw taak een verhevene. Daaromtrent hebben wij de beste informaties gekregen. Vindt gij in den beginne moeilijkheden, schroom niet u te wenden tot de Colleges van Regentessen en Regenten, die bereid zijn u in alle delen bij te staan. Moge het u vergund zijn een reeks van jaren deze taak te vervullen, tot tevredenheid van u zelven, van de Regentessen en Regenten, moget gij tal van jaren de levensavond van de verpleegden alhier verlichten, dan zult gij steeds met succes op uw arbeid kunnen terugzien. Hiermede verklaar ik u geïnstalleerd als Directeur en Directrice van het Israëlitische Gesticht alhier. (Applaus).

Mevr. Van Cleeff – Lob, voorzitster van het College van Regentessen, deelde mede, dat zij sedert de installatie van den heer en mevr. Kropveld nog als enige Regentes is overgebleven en voor den arbeid, dien zij met haar echtgenoot zaliger voor deze stichting verricht heeft. Bij haar 25-jarig Regentesseschap getuigde nog wijden de heer Kropveld, dat zij steeds aan de zijde van Vader en Moeder stond. Zij gewaagt er van dat het mevr. Kropveld nimmer te veel was, wat van haar voor de inrichting geëist werd. Dit zullen wij steeds dankbaar herdenken. Het College van Regentessen meende bij dit afscheid een klein stoffelijk blijk van waardering te moeten geven en bood mevr. Kropveld een fraaie broche aan. Zij spreekt ook het nieuwe echtpaar toe en biedt hun de medewerking van het College aan. Voorts dankt zij Zuster Wolzak, die steeds het College van Regentessen ten dienste was. Zij vertrouwt dat het gehele personeel zal medewerken, om de taak van het echtpaar Hartogs te verlichten. De Opperrabbijn verkrijgt alsnu het woord, zegt dat deze inrichting den naam draagt van ‘beit machoen tsedek’. Dit is een zeer karakteristieke naam, waar men weldoen in de regel weldadigheid noemt, heet het in het Hebreeuwsch rechtvaardigheid, recht en billijk. Inderdaad voor dit huis een zeer goeden naam. Het is plicht om ouden van dagen eer te bewijzen. Ouderdom kan zijn een voorrecht, doch ook een beproeving. In beide opzichten is men gehouden hun met liefde tegemoet te treden. Bij hen, die het voorrecht hebben op hoge ouderdom in het bezit te zijn van alle vermogens, is het een aanwijzing, daar zij door G’d onderscheiden zijn, wij als mensen dit zeker moeten doen. En zijn ouden van dagen beproevingen opgelegd, dan zeker moeten wij trachten, door liefdevolle behandeling, die beproevingen tot een minimum te beperken. Dit alles geschiedt in dit huis. Tevens is hier een specifiek-Joodse zijde aan verbonden. Dit is namelijk de sjoel. Gij – zo ging spreker voort tot de heer Hartogs – zult er dagelijks mee in aanraking komen. Hier is door wijlen den heer Kropveld een sfeer geschapen, die geen andere bedoeling heeft, dan om het gebed te doen. De rust en de sfeer, die hier heersen, betekent zich geheel aan het gebed te geven. Uw voorganger heeft weten te bewerken, dat allen zich gedragen, zooals het werkelijk in iedere sjoel moest zijn. De voorzitter heeft reeds gewezen op de meer moeilijke taak, die een leider van oudjes heeft, bovendien van een jeugdleider. De eischen van de jeugd kennen wij, omdat wij die zelf ook gehad hebben, in die van den hoogen ouderdom kunnen wij ons niet zo gemakkelijk verplaatsen, doch… liefde kan die ook overwinnen. Dit was bij uwen voorganger werkelijkheid geworden. Hij wist bij de verpleegden, zelfs bij hen, die in hun vroeger leven daarvan niets wisten, liefde in te gieten voor de sjoelen hen te doen bijdragen in het fonds voor het verfraaien en sieren van dit heiligdom. Gij zult den naam van hen vinden op vele sieraden dezer Synagoge, om dien vast te houden en nimmer te vergeten. Dit kan voor u een voorbeeld zijn om voort te gaan in de richting door hem uitgestippeld. Ik weet dat gij door behoud van den Sjabbos groote offers hebt gebracht. Het is dan ook van groote waarde, dat van u kari uitgaan een specifiek Joodsche leiding. Uw voorganger wist de Joodsche gedachte steeds te versterken, bijzonder op Vrijdagavond en Sjabbos. In die herinnering hebt u een vingerwijzing wat u te doen hebt om hetzelfde succes te bereiken. En u mevrouw Hartogs hebt te zorgen voor het rituele in dit huis. Van mevr. Kropveld was het mij bekend, dat zij op dit punt de grootste waardering verdient. Het is een zeer verantwoordelijke taak, doch wij weten gelukkig, dat men op dit punt volkomen gerust kan zijn. Moge God u steunen in al uw goede wensen en voornemens, in uw liefde en tact in het bewustzijn van uw streng Joodse plicht. Moge gij steeds spreken over deze belangrijke taak, die Regentessen en Regenten in uwe handen gelegd hebben en met genoegen terugzien op deze dag, waarop gij die aanvaard hebt. Moge die u steeds reden tot dankbaarheid geven tot in lengte van dagen. Amen.

De heer Hartogs betuigt dank voor het vertrouwen in hem en zijn gade gesteld, om hun deze belangrijke taak toe te vertrouwen. Tevens dank aan den voorzitster en voorzitter van het College van Regentessen en Regenten en voornamelijk aan den Opperrabbijn, die hun zulke goede wensen gegeven hebben. Hij is als Directie van het Gesticht voor Israëlietische Oudelieden en Zieken te Rotterdam, op zondag 1 Mei 1932 zich bewust van de grote taak en vertrouwt op aller medewerking. De heer J. Kropveld zegt namens zijn moeder hartelijk dank voor de gevoelvolle woorden, gewijd aan wijlen zijn vader en aan zijn dierbare moeder. In ’t bijzonder den Opperrabbijn voor diens gevoelvolle woorden gewijd aan zijn vader. Spreker zegt, dat in de afdeling van Sabbath j.l. gesproken werd van den Priester, die niet alleen verzoening deed voor zich, doch ook voor zijn gezin, ja zelfs voor de gehele gemeente. Zoo ging het ook zijn vader. Hij had veel te doen, en nu zou men kunnen menen, dat zijn opvoeding daaronder leed, toch was dit geenszins het geval. Spreker dankt H.H. medici alsook de directrice van het Ziekenhuis, voor de wijze, waarop enige jaren geleden, zij – naast G’d – het leven van zijn vader wisten te behouden, alsmede voor de hulp zijn moeder bewezen, toen zij kortelings op het ziekbed ter neder lag en thans volkomen genezen is. Tenslotte dankt hij ook de verpleegsters in het gesticht, die steeds den arbeid van de ouders wisten te waarderen. Spreker erkent, dat hij, die op 12-jarigen leeftijd hier kwam, hem deze inrichting veel gegeven heeft. Vooral nu hij jeugdleider geworden is. Zeker, hij heeft zijn vader in de moeilijke taak wel eens bijgestaan, doch een klein woordje was dikwijls voldoende. Het is spreker aangenaam te constateren, dat er ten opzichte van dit huis ook een evolutie heeft plaats gehad. Heet het aan de ene zijde: Gesticht van Isr. Oude lieden en Zieken, aan de andere zijde noemt men het thans al meer en meer Een tehuis voor ouden van dagen. Het verschil ligt voor de hand. Hij is dankbaar voor deze evolutie. Hij dankt in het bijzonder namens zijn moeder voor het stoffelijk blijk van sympathie, dat haar door het College van Regentessen als blijk van waardering is aangeboden. Hij hoopt vervolgens, dat het echtpaar Hartogs bevrediging in hun arbeid zullen vinden, dat ook de verpleegden hunne achting en waardering zullen overdragen op dit echtpaar. Een der verpleegden, mej. Boekbinder, spreekt haar dank uit aan mevr. Kropveld, aan Dames Regentessen en aan den Opperrabbijn en beveelt zich aan bij het echtpaar Hartogs. Hierna sluit de voorzitter deze plechtige bijeenkomst.’

Oorlog
Mina en Philippus kregen een Sperre waardoor ze langer in Rotterdam konden blijven binnen hun functie als directeuren van het tehuis. Op 26 februari 1943 werd zowel het bejaardenhuis als het weeshuis en het ziekenhuis ‘leeggehaald’. De bewoners en patiënten kwamen voor het overgrote deel terecht in Auschwitz en Sobibor. Mina en Philippus kwamen in Kamp Vught terecht. Op 21 maart 1944 werd Philippus overgebracht naar Westerbork, en op 23 maart ging hij volgens de kaart van de Joodsche Raad op straftransport naar Auschwitz waar hij bij aankomst werd vermoord. De kaarten en de verhalen over Philippus liggen hier wat uit elkaar, er zijn verhalen dat hij eerder in Auschwitz was en gedwongen werd om daar als arts te werken.

Het verhaal over Mina is anders. Zij was een van de 74 vrouwen die 14 uur lang werden opgesloten in één cel, cel 114 die 9 m2 groot was.
Vanaf december 1943 is Grünewald er de kampcommandant. Hij had in verschillende concentratiekampen gewerkt. Onder zijn regime werden de regels in Vught strakker. Er ontstaat een probleem in het kamp waardoor er besloten wordt de vrouwen te straffen. Wanneer de volgende ochtend de deur van de cel wordt geopend blijken 10 vrouwen de nacht van 15 op 16 januari 1944 niet te hebben overleefd. Mina was een van hen. Deze gebeurtenis is later bekend geworden als het Bunkerdrama.

Philippus en Mina werkten op een locatie die lang als veilig werd gezien en uiteindelijk tijdens een massale actie van de nazi’s dat niet bleek. Dochter Henny overleefde de oorlog. Ook zij kwam in Kamp Vught terecht en de kaart van de Joodsche Raad geeft aan dat de na de bevrijding een tijd in Zweden was om aan te sterken en daarna terugkeerde. Philippus werd gedwongen om als arts in Auschwitz II- Birkenau te werken.

 

bron:
Mina Samson, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-177.
Henny Hartogs, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130303366 (Henny HARTOGS)
Mina Samson, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130303414 (Mina HARTOGS SAMSON).
Ondertrouw. Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 14-02-1919, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010859718:mpeg21:p006.
Philippus Hartogs, Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaarten, archiefnummer 30238, inventarisnummer 317.
Henny, Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 10-12-1920, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010859813:mpeg21:p006.
Installatie van het Echtpaar Hartogs-Samson. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 06-05-1932, p. 11. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874751:mpeg21:p011.
Philippus Hartogs, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-177.
Philippus Hartogs, kaart Kamp Vught, Arolsen Archives, 363702 (PHILIPUS HARTOGS).
Henny Hartogs, kaart Joodsche Raad, Arolsen Archives, 130303366 (Henny HARTOGS).

illustratie:
Ondertrouw. Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 14-02-1919, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010859718:mpeg21:p006.
Henny, Familiebericht. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 10-12-1920, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 17-01-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010859813:mpeg21:p006.

gepubliceerd:
18 januari 2023

laatst bijgewerkt:
18 januari 2023