Maassluis

maassluisbegraafplaats
Uitsnede uit een luchtfoto van 1920 waarop rechtsboven het Schanseiland en linksonder de Kapelpolder te zien is met de Joodse begraafplaats en het Metaheirhuisje. Collectie: gemeentemuseum Maassluis.

Het lijkt vreemd dat Joden toestemming moesten hebben van een stad om er zich te mogen vestigen. Deze toestemming heeft een praktische achtergrond. Wanneer een bewoner beroep moest doen op de armenzorg moest dat mogelijk zijn, en de gemeentelasten moesten billijk verdeeld kunnen worden. Alle inwoners waren lid van een kerk en wanneer iemand een beroep moest doen op de armenzorg konden de kosten worden gedragen door de diaconie van die kerk. Nieuwe Joodse inwoners waren geen lid van een kerk met de daarbij horende sociale instellingen. Dus er werd onderzocht of de gemeenschap de nieuwe bewoners kon onderhouden en aan de hand van dat onderzoek verleende men “consent” tot vestiging.

Joodse gemeenschap
Rond 1750 ontstaat een behoorlijk Joodse gemeenschap in Maassluis. Reden daarvoor is dat Maassluis de vestiging van Joden toestaat, in tegenstelling tot de plaatsen rond Maassluis (en ver daarbuiten) waar Joden tot 1786 niet welkom zijn. In 1769 wordt er door de stedelijke overheid toestemming verleend tot het oprichten van een Joodse gemeente met een eigen synagoge (bij de Bonestraat). Maassluis is daarmee in deze omgeving een uitzondering, in nabij gelegen plaatsen, inclusief Schiedam en Delft, zijn Joden niet welkom.

Rond 1800 is er sprake van een relatief grote Joodse gemeenschap in Maassluis, waarvan het aantal leden rond de 90 schommelt. In 1831 is er een nieuwe sjoel aan de Lange Bonestraat, nadat de eerste sjoel te bouwvallig is geworden. Deze tweede sjoel is in 1858 alweer bouwvallig en er worden een nieuwe sjoel ingewijd aan de Groen van Prinstererkade. Voor het bouwen van deze synagoge, met een school, stond in de Rotterdamse Courant van 22 augustus 1857.maassluissjoelenschool

de gemeenschap heeft in 1858 een eigen onderwijzer, een ritueel slachter, een chazan (voorzanger), een koster en een begraafplaats in de Kapelpolder. De Joodse gemeenschap heeft een verenigingsleven en er is armenzorg.
Verder blijkt uit een advertentie in het Weekblad voor Israëlitische Huisgezinnen uit 1880 dat er door de gemeenteleden verschillend gedacht werd over het toenmalige bestuur van de gemeente.

De spoorverbinding die in 1891 Maassluis met Rotterdam verbindt doet de Joodse gemeenschap de das om. Met het komen van het spoor neemt de concurrentie toe en de inkomsten van de kleine Joodse handelaren af. De Joodse gemeenschap loopt tussen 1892 en 1930 in ledental terug van 92 naar 8; de kleine Joodse handelaren uit Maassluis trekken naar de steden, met name naar Rotterdam.

Bij het uitbreken van de oorlog leven nog twee Joodse gezinnen in Maassluis, het echtpaar Coltof en Van Gelderen. Vader en moeder Coltof komen in Auschwitz om, de kinderen overleven de oorlog; de familie Van Gelderen (vader, moeder en dochter) komt in Auschwitz om.

In 1949 koopt Maassluis het synagogecomplex van de Joodse gemeente Rotterdam en sloopt het in 1960. De begraafplaats wordt tot 1937 gebruikt. In 1948 koopt Maassluis de begraafplaats van de Joodse gemeente Rotterdam en de begraafplaats wordt in 1950 geruimd. De stoffelijke overblijfselen worden op de Algemene Begraafplaats aan de Prinses Julianalaan herbegraven en de grafstenen (matseiwoth) worden hier herplaatst.

 

bron:
joodsmaassluis.com
,

Joods Leven in Maassluis 1688-1942, gemeentemuseum Maassluis 2000.
Rotterdamse Courant, advertentie, 22 augustus 1857
Heijmans. Weekblad voor Israëlietische huisgezinnen. Geraadpleegd op Delpher op 06-07-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005396005:00001

illustratie:
Heijmans. Weekblad voor Israëlietische huisgezinnen. Geraadpleegd op Delpher op 06-07-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMUBA15:005396005:00001

gepubliceerd:
1 maart 2016

laatst bijgewerkt:
1 augustus 2021