“De Kruiskade? Haast iedere steen die er lag, heb ik als ’t ware gekend”, zegt Meijer de Wolf. Geboren in de Tuindersstraat, heeft hij in de hele buurt „geschooierd”, ook in de Helmersstraat die voor de oorlog het Rotterdams centrum van Joods leven en werken was.
Van de vele winkels op de Kruiskade zijn er twee diep in de herinnering van Meijer gegrift: de kruidenierswinkel van De Unie (Unilever) waar hij boodschappen moest doen omdat je daar 15% korting kreeg, èn – even voorbij de Binnenhof – Jamin die daar de eerste zelfbedieningswinkei van Rotterdam had alsmede een taria waar je voor 7,5 cent een grote aardbeienparfait (ijs in bolvorm) of een glas ijs met een halve sinaasappel en flink slagroom kreeg.
Op de blinde muur bij de Scala-bioscoop (theater Soesman, 1925) was een bord waarop een meisje en een jongen hand in hand liepen. Eronder stond: „Fijn zeg, volgende week gaan we wéér”.
J. M. van der Kooy uit Ridderkerk woonde in zijn jeugd in de Lijnbaanstraat. Vader stond met zijn haringwagen op de hoek van die straat en de Kruiskade. De kar was ‘s-avonds met carbid-lampen verlicht. Een haring kostte vijf cent, een stuk eigengemaakte zure komkommer één cent. Van der Kooy Sr. had zijn pakhuis in de Lijnbaanstraat naast het Brokkenhuis waar men „oude kleding en afgedankte spullen” verkocht, een bekend adres in deze volksbuurt.
S. Verhagen denkt terug aan de zuurwagen van Van der Sluis (hij proeft nóg diens uitjes!) die ’s morgens de deftige Caland-buurt in ging en ’s avonds met zijn handel voor Atlanta stond. En laten we vooral poelier De Haan uit de Helmersstraat niet vergeten.
Zo heeft ieder z’n eigen herinneringen. Frans Erkens ziet al die reigers weer; in de bomen langs de Kruiskade: „En voor ziekenhuisinstrumenten moest je bij Faber zijn.” G. P. Quattrini was bezig met de nieuwe kelder van Luyendijk toen Prins Hendrik stierf en een witte begrafenis kreeg.
S. Stalenburg denkt vaak aan de automatiek van Jamin als hij over de Kruiskade loopt. En dat gebeurt dagelijks want hij is nu huismeester bij het Hiltonhotel.
Speurneus A. van der Kooij heeft weer eens alle winkels op een rijtje gezet. Ik pik er een aantal uit: Weinthal (sigaren) bij Coolsingel èn Mauritsweg, de cafés Delmee en Martinot, de dansschool van Marcel Mulders, bakker Schenk (en ’n goeie ook), de gerenommeerde slagerij van Van Creveld, Urk in piano’s, het typeinstituut Pont, de autoshowroom Tresfon, De Zwet in zuivel, een stomerij van Palthe. En dokter Dungelman had er zijn praktijk als huisarts. Hij was geliefd. A. Visser roemt in de Helmersstraat de versiering en illuminatie op Koninginnedag waarmee de buurt veel eerste prijzen won. Westelijk van de Kruisstraat waren (doodlopend) de 1e en 2e Diergaardestraat en de Diergaardekade, het “Westerkaatje.”
Zelf woonde hij in de 1e Diergaardestraat die aan ’t eind middels een poort met de 2e was verbonden: „Soms ontsnapten er uit de diergaarde een aap of een papegaai die dan door de oppassers in onze straat achterna gezeten werden. Een keer trachtte een bewoonster, door de dakgoot lopend, een aap onder haar schort te vangen.”
Vergeten straat
Noordelijk van de Kruiskade, tussen Ammanstraat en Kruisstraat, was de Helmersstraat . „Een voor mij onvergetelijke straat,” zegt Meijer de Wolf. Hij stuurde me een gedicht dat D. Glastra heeft gemaakt: „De Helmersstraat , een vergeten joodse straat.”
Juist, vergeten! Ik realiseer me nu pas dat die straatnaam nooit meer in ere Is hersteld. Lezen we Glastra’s regels:
„Een straat leeft voort in mijn herinnering,
die, voor de nazioorlog kwam,
in t centrum lag van onze Maasstad,
in onze stad, ons Rotterdam.
Het was een straat vol leven en drukte
van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.
De straat die leeft In mijn gedachten
dat was de Joodse Helmersstraat.
Daar hoorde men de roep der venters
van verse vis, van fruit en ijs.
Daar spelen de kinderen uitgelaten,
die straat was toch hun paradijs.
En als de koningin verjaarde,
was een leder In zijn element
met erepoorten en versiering
en een dansje bij het pierement.
Er werd gesappeld en gehandeld.
Ze waren vol van joodse gein.
Die straat was toch hun eigen getto,
de Helmersstraat, was hun domein.
Maar deze straat ging ook ten onder,
getroffen door de oorlogsramp.
Voor vele bewoners kwam het einde,
In het Duitse concentratiekamp.
Dit was een beeld uit mijn herinnering,
die Joodse straat die ook verdween.
Wat mij nog rest; In mijn gedachten,
Is die herinnering alleen.”
bron:
Meijer, Jan, In de bonte hond, Raplaat in Het Vrije Volk, 27 juni 1983.
Illustratie:
Kruiskade, Scala, 1939, http://www.vanamen.net/rotterdam_foto/K/slides/Kruiskade%20SCALA%201939%20IN.html.
gepubliceerd:
28 februari 2016
Laatst aangepast:
9 augustus 2024