Op de Mathenesserlaan 208 was het Joodse Weeshuis gevestigd. De geschiedenis van dit weeshuis begint in 1833.
1833 – Weezen-Inrichting Ezrath Jethomiem
Op 18 april 1833 werd de “weezen-inrichting” Ezrath Jethomiem opgericht. De drijvende kracht was rabbijn Löwenstam en de eerste vestigingsplaats van het weeshuis was een huurhuis aan de Boompjes.
Dit huurhuis werd al snel te klein en in 1848 werd een huis aan het Kwakernaat betrokken. Daar bleef men maar tweeënhalf jaar en toen verhuisde het weeshuis naar de Oppert 243. Op de Oppert werd het weeshuis op 26 oktober 1851 in gebruik genomen.
Het weeshuis bleef daar tot 1898 gevestigd. In dat jaar verhuisde het weeshuis op 26 april naar de Mathenesserlaan 208. Het weeshuis bleef daar gevestigd én hield zijn functie tot de deportatie van de bewoners in 1943.
De opening
Ter gelegenheid van de opening in 1898 van het pand op de Mathenesserlaan verscheen in het Nieuw Israëlietisch Weekblad een uitgebreid artikel. Er werd geschreven:
‘Het Israëlietisch Weeshuis te Rotterdam.
Over een dag of veertien verhuizen de Israelietische weezen met den vader en de moeder uit het wel ouderwetsch geworden, weinig geriefelijk ingerichte gebouw in den Oppert, naar het riante, moderne nieuwe tehuis in de Mathenesserlaan. En het groote gezin zal dan eerst wel van weelde niet goed weten hoe het ’t heeft. Niet dat dit weeshuis eenigszins overdadig zou zijn ingericht-, zoowel de rondstenen gevel als het inwendige is met goeden smaak eenvoudig uitgevoerd naar de plannen van den architect W. Molenbroek, doch aan dat zonlicht van alle kanten, aan die frissche ventilatie overal, aan zooveel ruimte, en dan zoon grooten tuin, zijn zij in den Oppert niet gewend.
Natuurlijk, ’t huis is nieuw-gebouwd, dus nieuwerwetsch in al zijn onderdeelen, practisch, aangenaam bewoonbaar, en wie ’t bijvoorbeeld zou willen vergelijken met het Burgerweeshuis, dat grootendeels driehonderd jaren geleden werd opgetrokken, moet wel bekennen, dat het in zo’n bijna-twintigste-eeuwsch-gesticht al heel wat prettiger leven is. Maar dan dient tevens geconstateerd, dat de gebouwenreeks in de Goudsche Wagenstraat ongeveer drie en een half honderd weezen herbergt, dat er in het Israelietisch Weeshuis maar vijf en twintig zullen komen wonen, tenminste voorloopig, en dat daar voor niet veel meer dan vijftig verpleegden ruimte zal zijn. Zoo zouden er dus zeven van die nieuwe huizen noodig zijn om de gereformeerde weezen onder te brengen, en nog wel een paar erbij voor al de bestellingen: de school, de werkkamers, de werkplaatsen van kleeren- en schoenmakers, enz.
Het Israelietisch weeshuis — en dat is wel weer een merkwaardig bewijs voor de onderlinge offervaardigheid van de Israëlieten — wordt geheel onderhouden door een gewone particuliere vereeniging van contribuanten, zonder eenigen steun van kerk- of armbestuur. De leden dragen bij van vijf en twintig gulden tot vijf cent per week, hetgeen recht geeft op opneming van hun weezen, die daar dan tot hun twintigste jaar worden verpleegd. Half-weezen — dat wil zeggen uitsluitend vaderloozen — worden ook wel opgenomen, maar niet kosteloos zooals de anderen: tegen honderd vijf-en-twintig gulden ’s jaar, een som die voor behoeftige moeders gewoonlijk ook weer door eenige leden der vereeniging samen wordt betaald. De halfweezen verlaten op hun achttiende jaar het huis, omdat zij dan geacht worden hun moeder door hun verdiensten te kunnen steunen. Alle weezen worden voor een betrekking opgeleid; en regenten hebben van de oud-weezen over het algemeen veel eer, zij zijn tot flinke leden van de maatschappij opgegroeid; enkelen zelfs nemen er een meer dan gewone plaats in. De vereeniging heeft slechts een klein kapitaal, langzamerhand door legaten en schenkingen bijeengebracht. Zij bestaat trouwens nog niet zoo heel lang. In 1833 werd zij opgericht; toen werden de eerste weezen verpleegd in het benedenhuis op de Boompjes, naast de Synagoge, waar nu de opperrabbijn nog boven woont.’
Voor de oorlog
Voor de oorlog werd het weeshuis met de problemen rond de vervolging van Joodse Duitsers geconfronteerd. Bij besluit van 21 januari 1939 werd deze locatie een van de 25 locaties waar deze vluchtelingen werden opgevangen.
1933 – 100 jarig bestaan
In 1933 bestond het Israëlitisch Weeshuis in Rotterdam 100 jaar. Ter gelegenheid daarvan stond er in het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 21 april 1933 een uitgebreid artikel waarin veel zaken gememoreerd werden. De tekst van dit artikel, in de toenmalige spelling.
Directie
De directie van het weeshuis werd gevormd door een echtpaar. De volgende echtparen waren directeur:
periode | naam |
1907 – 1930 | Ruben Kalker en Elisabeth den Hartogh |
1930 – 1931 | Samuël Duque en Henriëtte Gazan |
1931 – 1939 | Salomon Jacob Kopelman en Johanna Hisch |
1939 – 1943 | Izak Onderwijzer en Elisabeth Sophia Gans |
Tweede Wereldoorlog
Het weeshuis onderging hetzelfde lot als het Joods ziekenhuis en bejaardenhuis. Op 26 februari 1943 werd op Duits bevel het ziekenhuis, het bijbehorende bejaardentehuis én het weeshuis; tweehonderd zieken, ouderen en kinderen plus 61 man verplegend personeel op transport naar Westerbork gesteld.
Op 2 maart 1943 gingen ze vandaar naar Sobibor, waar ze op 5 maart werden vermoord. Zeven dagen later was iedereen van deze groep, op twee verpleegsters van het ziekenhuis na, dood.
Een aantal van de slachtoffers uit dit weeshuis is te vinden via deze link.
Het bijzondere is dat de grootscheepse ontruiming nergens in de kranten uit die tijd werd vermeld. Dat was overigens altijd zo, alle gewelddadige acties tegen Joden bleven uit de pers. De pers stond onder controle van de bezetter en dit soort meldingen waren niet in het voordeel van de bezetter.
Joodsche Raad
De Rotterdamse afdeling van de Joodsche Raad werd in de oorlog tijdelijk in het weeshuis gevestigd. Nog tijdens de oorlog, toen de Joodsche Raad al uit het pand was en na de ontruiming van 1943, werd vanaf november 1944 het pand gebruikt door het Gewestelijk Arbeidsbureau, dat toen verplaatst werd van de Claes de Vrieselaan 159b. Het lijkt erop dat de verplaatsing toen een officieel karakter kreeg, al direct na de ontruiming, in 1943, werd het pand ook al gebruikt door het Arbeidsbureau.
Direct na de oorlog werd het weeshuis gebruikte door het bureau voor rechtsherstel. Deze organisatie coördineerde de afwikkeling rond alle roerende en onroerende goederen van – zoals men het stelde – “afwezige” Joden en alle stukken daaromtrent, zoals eigendomsbewijzen, moesten daar worden ingeleverd.
Later na de oorlog heeft het college van bestuur onder leiding van notaris S. Wijsenbeek de gelden en goederen van het weeshuis nog beheerd, er werden geen wezen meer verpleegd. Uiteindelijk werd het weeshuis op 27 februari 1966 opgeheven. De resterende fondsen werden in 1968 gebruikt voor het bouwen van een paviljoen in Kfar Batja, Israël.
bron:
jizkor,
JHM,
historici.nl,
Het Vrije Volk, democratisch-socialistisch dagblad, 28 aug 1945, bezittingen van niet-teruggekeerde Joden,
Dagblad van Rotterdam, 9 nov 1944, verplaatsing Arbeidsbureau
Nieuw Israëlietisch Weekblad, 15 april 1898, Het Israëlietische Weeshuis te Rotterdam (ter gelegenheid van de opening)
Tentoonstelling, Advertentie. “Nieuwe Rotterdamsche courant : staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad”. Rotterdam, 20-12-1852, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 22-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:000017482:mpeg21:p004.
foto
Oppert Jizkor.
foto plaquette en locatie 2010 © joodsamsterdam.nl
Stadsarchief Rotterdam, beeld en geluid, Nieuw Israëlitisch Weeshuis aan de Mathenesserlaan 208. Op 26 april 1898 werd het weeshuis van de Israëlitische Gemeente geopend. 1900. Collectie Stadsarchief Rotterdam beeldbank 4029_PBK-656.
Tentoonstelling, Advertentie. “Nieuwe Rotterdamsche courant : staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad”. Rotterdam, 20-12-1852, p. 4. Geraadpleegd op Delpher op 22-02-2023, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:000017482:mpeg21:p004.
gepubliceerd:
4 maart 2016
Laatst bijgewerkt
22 februari 2023