integratie of assimilatie?

Het is altijd opvallend dat wanneer het onderwerp op Joods komt, iedereen altijd van verzetstrijders afstamt, de voorouders onderduikers in huis hebben gehad gedurende de oorlog en toch minstens Joden geholpen heeft. Een deel hiervan klopt. Wanneer men in Yad Vasjem komt in Jeruzalem zijn de bomen die voor de “Righteous” gepland zijn opvallend vaak voor Nederlandse mensen. Er werd veel geholpen. Soms zelfs niet vanwege de empathie met Joden maar vanwege een rotsvast (gereformeerd?) geloof. Als “wisselgeld” werden de ondergedoken Joodse kinderen in zo’n gezin dan wel gereformeerd opgevoed….
Maar we hebben ook een erfenis van 105.000 vermoorde Joodse landgenoten. Samen met Polen hebben we percentueel de meeste slachtoffers in Europa. We hebben ook een stuk geschiedenis waarin de NSB een plaats heeft, waarbij in Amsterdam de fa. Puls geld verdiende aan het leeghalen van woningen en waarbij men voor het aangeven van een ondergedoken Jood ƒ 7,50 ontving, oplopend naarmate de oorlog vorderde tot ƒ 40,– (wat overigens betaald werd uit geroofde Joodse bezittingen).
De oorlogsjaren zijn dus niet zwart of wit. Niet de goeden en de slechten, begrensd door afkomst. Er waren heel goede Nederlanders en er waren verraders.

Verleden?
Wat wel interessant is, is het kijken naar de positie van de Joden in Nederland. Vlak voor de 2e Wereldoorlog waren velen geassimileerd, maar zeker niet allemaal. Hoe was de positie van de Joden in Rotterdam?
De Joodse geschiedenis van Rotterdam begint in 1610. Dan krijgt een aantal Portugees-Joodse handelaren toestemming om in Rotterdam handel te drijven. Daar horen ook rechten bij, waaronder het bouwen van een synagoge en het aanleggen van een begraafplaats.
Deze overeenkomst is geen lang leven beschoren en wordt onder druk van de Remonstranten in 1612 herroepen. De Portugees-Joodse mensen vertrekken deels naar Amsterdam en een deel blijft achter in Rubroek, waar een zoldersynagoge was en een begraafplaats. Dit is de begraafplaats op de latere Jan van Loonslaan.
In 1647 komt er een tweede groep Joden naar Rotterdam, waaronder de stamvader van het geslacht De Pinto, een zeer rijk geslacht. Zij tekenen een nieuw contract met de stadsraad en nu gaat het beter en de Joodse gemeenschap komt tot bloei. Op de hoek Wijnhaven/Bierstraat wordt een synagoge ingericht en er wordt een jesjive gesticht, een Joodse leerhuis, Jesiba de los Pintos. Dit leerhuis vertrekt later naar Amsterdam.
De Portugees-Joodse families waren zeer actief in de handel en hadden goede handelscontacten in de landen rond de Middellandse Zee. De economische bijdrage die ze leverden maakten het makkelijker om deze nieuwkomers te accepteren. De begraafplaats op de Jan van Loonslaan was snel vol en de Sefardische gemeente opende twee nieuwe begraafplaatsen, waaronder die aan de Oostzeedijk, die later aan de Hoogduitse gemeente werd overgedragen.
In het begin van de 18e eeuw ging het niet goed met de Sefardische gemeente. Deze werd in 1736 opgeheven waarna het kleine aantal Sefardisch Joodse Rotterdammers zich bij de Hoogduitse gemeente voegde.

Hoogduits
De Hoogduitse Joden vestigden zich vanaf 1650 in Rotterdam en 20 jaar later had men een synagoge, rabbijn en een begraafplaats.
De synagoge verhuisde een paar keer, onder meer van de Scheepmakershaven naar de Boompjes, waar hij in 1940 nog gevestigd was.
De meeste Hoogduitse Joden woonden in de buurt van de synagoge. De begraafplaatsen die men gebruikte waren naast die van de Portugese gemeente ook de begraafplaats aan de Dijkstraat in Kralingen die tot 1895 in gebruik is gebleven. In 1895 werd de begraafplaats aan het Toepad in gebruik genomen en deze wordt nu nog gebruikt.
Aan het einde van de 18e eeuw woonden er 2500 Joden in Rotterdam. Rotterdam had daarmee na Amsterdam de grootste Joodse gemeenschap in Nederland. Onder Koning Willem I werden de Joodse gemeente gereorganiseerd en werd de positie van Rotterdam belangrijker omdat Rotterdam een opperrabbijn kreeg. In de 19e eeuw groeide de Joodse gemeenschap in Rotterdam tot zo’n 10.000 personen. Deze groei kwam tevens door Oost-Europese Joden die op weg waren naar de Nieuwe Wereld maar in Rotterdam bleven hangen, een voorbeeld daarvan is Abraham Tuschinski..
in deze periode integreerde de Joodse gemeenschap sterk in Rotterdam op velerlei gebied.
Rond 1850 werd er een nieuwe Portugees-Joodse gemeente gesticht en deze heeft zo’n 20 jaar bestaan.
Na 1925 nam de groei van het Rotterdamse Jodendom af en het aantal Joden in de stad verminderde tot de 30er jaren, toen er zich Duits-Joodse vluchtelingen in de stad vestigden.
De oorlog heeft een vernietigend karakter gehad op het Rotterdamse Joodse leven. Slechts 13% van de Rotterdamse Joden kwam terug uit de kampen, Joodse instellingen die in het centrale deel van de stad lagen werden tijdens het bombardement van 1940 verwoest. In 1998 woonden er nog 246 Joden in Rotterdam, maar de huidige twee Joodse gemeenten in Rotterdam vormen een levendige Joodse gemeenschap.

laatst bijgewerkt:
4 september 2019