het Apeldoornsche Bosch

Nieuwe paviljoen voor vrouwen, geopend december 1930 “EEN INRICHTING VOOR ZWAKZINNIGEN. — „Het Apeldoornsche Bosch”, waar het nieuwe paviljoen voor vrouwen van het Centraal Isr. Krankzinnigengesticht officieel is geopend.”. “Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 18-12-1930. Geraadpleegd op Delpher op 08-09-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010661543:mpeg21:a0148

Het Apeldoornsche Bosch lag niet in Rotterdam of Amsterdam, maar is van zo’n groot belang voor de Joodse bevolking in Nederland en daarmee ook Rotterdam en Amsterdam, dat deze instelling toch een plek heeft op deze website.

Het Apeldoornsche Bosch was een Joodse psychiatrische instelling die op 24 mei 1909 werd geopend. Naast deze instelling was Paedagogium Achisomog tevens op het terrein aan de Zutphensestraat 106 te Apeldoorn gevestigd, een instelling voor Joodse kinderen met opvoedingsmoeilijkheden en zwakzinnige kinderen. Beide instellingen stonden onder de vereniging Centraal Israëlitische Krankzinnigengesticht. Het doel van de vereniging was de Joodse geesteszieken in een Joodse omgeving te laten verzorgen.
De instelling gold als een zeer moderne en vooruitstrevende. Er was, in tegenstelling tot vele dergelijk instellingen in Nederland, al voor de oorlog arbeidstherapie, er werd wetenschappelijk onderzoek gedaan, er was een rabbijn, een synagoge en ook het personeel werkte er graag.
De instelling was groot. Bij de opening 235 patiënten met 67 personeelsleden en twee artsen, in 1921 542 patiënten met 144 medewerkers, in 1939 werd de instelling overspoeld door vluchtelingen uit Duitsland, vaak zonder psychiatrische achtergrond, én onderduikers die dachten dat de nazi’s deze mensen met rust zouden laten en het Apeldoornsche Bosch een veilige onderduikplaats zou zijn. Er waren toen officieel 762 “patiënten”, in de praktijk zeker meer dan 900, in oktober 1941 werden er 1549 geregistreerd inclusief een groot aantal Joodse vluchtelingen.

“HET PAEDAGOGIUM ACHISOMOG TE APELDOORN, de gisteren geopende nieuwe stichting voor de verpleging van zwakzinnige Joodsche kinderen, uitgaande van de Vereeniging Centraal Isr. Krankzinnigengestichten in Nederland, die ook de stichting „Het Apeldoornsche Bosch” beheert.”Algemeen Handelsblad”. Amsterdam, 22-05-1935. Geraadpleegd op Delpher op 08-09-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663957:mpeg21:a0122
“PRINSES JULIANA BRACHT EEN BEZOEK”. “Haagsche courant”. ‘s-Gravenhage, 21-11-1935. Geraadpleegd op Delpher op 08-09-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000148803:mpeg21:a0046

Directie
In de jaren dat het Apeldoornsche Bosch bestaan heeft, van 1909 tot 1943, zijn er drie directeuren geweest. De eerste directeur was Dr. J. Lemei. Hij was er van 1907 tot 1914. Daarna kwam Dr Jan Kat, tot 1936 en de laatste jaren stond de inrichting onder leiding van Dr Jacques Lobstein. De instelling was een grote instelling, maar doordat er op het terrein verschillende paviljoens stonden was er toch sprake van een vorm van kleinschaligheid en intimiteit.
De verschillende paviljoens en afdelingen werden in fasen aan de instelling toegevoegd.
Het begon in 1909 met een stuk land, een boerderij en een bos. In 1924 kwam de afdeling voor zenuwzieken erbij, in 1930 voor vrouwen en een nieuwe afdeling voor mannen in 1931. Daarbij was het zo dat voor die uitbreidingen die groepen ook er al waren, maar er was steeds meer plaats nodig en daarom werden gespecialiseerde afdelingen geopend.
In 1925 werd in Apeldoorn het Paedagogium Achisomog geopend, deze instelling kwam in 1935 op een vaste plek nabij het Apeldoornsche Bosch en in 1937 werd daar nog een sportzaal bijgebouwd. In 1926 werd de vereniging Lesammeach ha-Jeled (ter verblijding van het kind), voor hulp aan de kinderen in Achisomog opgericht. Deze organisaties zorgde voor cadeautjes aan kinderen, organiseerde feestjes en stond bij in voogdijzaken. In Achisomog zaten 32 kinderen in 1930 en dit aantal liep op tot 82 in 1940.

“Groep zusters in een van de waranda’s van het nieuwe Vrouwenpavilloen”. “Nieuwe Apeldoornsche courant”. Apeldoorn, 20-12-1930. Geraadpleegd op Delpher op 08-09-2019, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMCODA01:000155775:mpeg21:a0044

De contacten met (Joods) Apeldoorn waren veelvuldig. Er werd zelfs een speciale vereniging onder de bewoners van Apeldoorn in het leven geroepen, Bigdee Jesja , die voor de opgenomen patiënten hulp gaf met voedsel en kleding en hen onthaalde op sjabbat en de feestdagen.
Verder werd in het Apeldoornsche Bosch een maandblad uitgegeven, de Boschblaadjes, in de periode van 1930 – 1940.
Het Apeldoornsche Bosch was een moderne instelling die vanuit de Joodse achtergrond zorg bood voor een kwetsbaar deel van de samenleving. Binnen de levensverhalen van mensen die hier gewoond hebben is regelmatig te zien dat zij eerst in een andere instelling in Nederland woonden en later hierheen verhuisden.

De oorlog
Apeldoorn kende naast het Apeldoornsche Bosch een eigen Joodse gemeenschap. De deportaties en razzia’s begonnen daar al in oktober 1941. Toen werden 13 Nederlands-Joodse mannen opgepakt. Deze mannen kwamen in Mauthausen terecht en geen van hen overleefde de oorlog.
Na deze razzia werden de razzia’s hervat in augustus 1942, op 2 oktober 1942 volgde er een grote deportatie waarbij de rector en 21 leerlingen van een Joodse school werden gedeporteerd.
Op 2 januari 1943 werden de overgebleven Joodse mensen in Apeldoorn gearresteerd en overgebracht naar het Apeldoornsche Bosch. Er was lang gedacht dat de instelling een veilige plaats zou zijn, dat de patiënten niet naar het oosten zouden hoeven om te werken. Maar de voorbereidingen voor de deportatie waren al begonnen.

Dr. Audier, een NSB-arts uit Assen, speelde het bericht van een op handen zijnde deportatie door aan de directeur, Jacques Lobstein. Er was een speciale trein besteld met 25 wagons en toen de directeur zag dat de Apeldoornse Joden in het instituut werden ondergebracht waarschuwde hij het personeel en gaf hen de gelegenheid om de instelling te verlaten. Ongeveer de helft van het personeel ontkwam hierdoor, en een deel van de minder ernstig zieke patiënten kon ook zo wegkomen.
Op 19 januari kreeg Lobstein van de Apeldoornse commissaris van politie te horen dat heel Apeldoorn en ook de instelling “Jodenvrij” gemaakt zou worden.
Een team van de instelling moest de ontruiming voorbereiden. Er werden voedselpakketten gemaakt, men bakte al het voorradige meel, kookte alle eieren, pakte linnengoed in en verzamelde medicijnen en flessen scopolamine en injectiespuiten voor moeilijke patiënten.
In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werden 869 patiënten van het Apeldoornsche Bosch, 94 kinderen uit Achisomog en 52 personeelsleden op de trein gezet. Dit gebeurde hardhandig en naast de SS werdn ca. 100 leden van de Joodse Ordnungspolizei uit Westerbork ervoor ingezet. Deze OD, die een nacht in de instelling verbleef, was door een misverstand zonder toezicht en heeft ervoor gezorgd dat ca. 100 mensen uit de instelling konden vluchten. De ontruiming werd geleid door Aus der Fünten en medewerkers zoals de kampcommandant van Westerbork, Gemmeker.

De ontruiming gebeurde in twee etappes. Eerst met vrachtwagens van het gesticht naar de trein en daar de veewagons in. Bij het inladen bij de instelling in de vrachtwagens ging het al fout. Met slaan en trappen werden de mensen, vaak met alleen nachtkleding aan, in de vrachtwagens gejaagd. Er werden patiënten met matras en al in de vrachtwagens gelegd met de volgende mensenlaag er overheen. De ingeladenen werden stijf opeen geperst, de laadkleppen werden steeds met moeite gesloten. Getuigen spreken later van afgrijselijk en beestachtig.
Op het station van Apeldoorn ging het in eerste instantie wat beter. De eerste patiënten waren jonge mannen en zij gingen in de voorste wagons, 40 personen per wagon. Maar steeds ernstiger patiënten kwamen erbij. De ordelijkheid van het begin verviel tot een chaos. Er kwamen patiënten in dwangbuizen aan die versuft de wagons binnenliepen en tegen de wanden bleven staan. Er werd wel minder ruw omgesprongen met de patiënten op het station dan eerder bij de vrachtwagens, maar als ze bij het sluiten van de deuren hun vingers niet wilden weghalen traden de nazi’s niet zachtzinnig op.
Nadat in de nacht van de 21ste op de 22ste januari de trein volgeladen was vroeg Aus der Fünten vrijwilligers om met de trein mee te rijden. Uit eigen beweging kwamen er 20 mensen die de nood van de patiënten tijdens de reis zoveel mogelijk wilden verzachten, Aus der Fünten wees er nog 30 aan. Zij kregen de verzekering dat ze terug zouden komen.
De trein vertrok uit Apeldoorn en reed non-stop naar Auschwitz-Birkenau, een reis van zeker 3 dagen. De situatie in de trein moet verschrikkelijk geweest zijn, veel patiënten overleefden deze reis niet.

De aankomst
Van de aankomst in Auschwiz-Birkenau zijn getuigenverklaringen. Een Nederlands-Joodse man die daar werkte verklaarde: “Ik was op het station toen de trein aankwam. Het was een van de vreselijkste transporten uit Holland die ik ooit gezien heb. Vele geesteszieke patiënten probeerden door de postketting te breken en werden doodgeschoten. De rest van de patiënten werd onmiddellijk vergast, maar ik herinner mij precies dat de doktoren en het verplegend personeel, die in aparte wagens gezeten hebben, niet vergast, maar in het kamp gebracht werden”. Daarover zijn ook andere verhalen; zo is er een verhaal dat een aantal verplegenden die weigerden lijken over te brengen naar het crematorium hetzelfde lot ondergingen en er is een verhaal dat nog levende mensen uit het transport in grote kuilen geworpen werden waarin ze met benzine en hout verbrand werden.

Personeel
Behalve de 50 personeelsleden die met het transport meegingen ging de rest van het personeel, zo’n 300, naar Westerbork. Nog geen 10 van hen overleefden de oorlog.

Apeldoornsche Bosch
Nadat de SS haar werk had gedaan sloegen zij op het terrein aan het plunderen. De kledingkasten, nachtkastjes en medicijnkasten werden leeggehaald. Alles lag op de grond, kleren, boeken, schoenen, wasgoed, geneesmiddelen, injectiespuiten, in een laag van 15 cm hoog in alle kamers. De plundering duurde 40 minuten, maar het was daarna of de instelling gebombardeerd was. Later zijn 200 man 10 werkdagen bezig geweest om alles op te ruimen en orde te scheppen. De schade aan de inventaris werd begroot op dfl 675.000,–
In de oorlog werd het terrein door de Waffen SS gebruikt als Erholungsheim. Na de oorlog waren tot 1946 Canadese verbindingstroepen in de gebouwen gelegerd.
In 1946 werd Paedagogium Achisomog weer opgestart door Philip Fuldauer, om later, in 1966, op te gaan in het Sinaï-centrum in Amersfoort.
In 1947 en 1948 werden er 500 verweesde Joodse kinderen uit Roemenië opgevangen. De instelling was toen een Hebreeuws-talige kibboets, Ilaniah genaamd. Na de onafhankelijkheid van Israël in 1948 zijn deze kinderen daarheen geëmigreerd.
Het terrein van het Apeldoornsche Bosch was te groot voor de resterende Joodse bevolking in Nederland. Via de overheid werd het verkocht aan in wat nu de ’s Heeren Loo Zorggroep is, en in 1952 werd er Groot Schuylenburg geopend, een christelijk centrum voor mensen met een verstandelijke beperking.
Op het terrein zijn verschillende herdenkingstekens en sinds 2009 heten een aantal wegen op het terrein officieel de Lemeilaan, Laan van Achisomog, Hannahlaan, Rustoordlaan, Lobsteinlaan, Fuldauerlaan e.d. waarmee de band naar het verleden mede vorm wordt gegeven.

Verder lezen:
Meer verhalen via deze link.
Joodsmonument.nl heeft deze pagina.

bron:
wikipedia,
Presser, J, Ondergang,
JHM.nl,

Illustratie
aangegeven onder de afbeelding

laatst bijgewerkt:
8 september 2019