herinnering Doofstommeninstituut Ammanstraat

Collectie Beeldbank Stadsarchief Rotterdam 4080_1990-355

Eli had er een gewoonte van gemaakt om elke dag, liefst in de morgen, een wandeling te maken. En bijna elke dag liep hij de zelfde route: De Helmersstraat uit, de Ammanstraat door, rechtsaf de Kruiskade op tot de Westersingel. Deze liep hij af tot aan de Witte de Withstraat. Liep die straat uit, hier en daar een praatje makend, om dan via de Coolsingel en Diergaardelaan weer op huis aan te gaan.
Nu stond er in de Ammanstraat op nummer twintig de School voor Doofstommenonderwijs en dit gebouw oefende op Eli altijd een bijzondere aantrekkingskracht uit. Vaak bleef hij voor de school staan; steeds met de gedachte eens te gaan kijken hoe het er van binnen uitzag.

Het gebouw was opgetrokken van rode baksteen, had een mooi portiek van grijze steen, voorzien van enkele kleine pilaren. Achter het gebouw was een aardige tuin aangelegd, waarin bij mooi weer werd gespeeld en gewandeld.
Omdat het een externaat was, gingen alle leerlingen na schooltijd naar huis. Naast de gewone vakken, zoals rekenen, taal, lezen en schrijven, kregen de leerlingen ook een opleiding in het nijverheidsonderwijs, zodat zij later in hun eigen onderhoud zouden kunnen
voorzien. Er waren lokalen waar de jongens werden opgeleid tot meubelmaker, kleermaker, letterzetter of schoenmaker, terwijl er voor de meisjes gelegenheid was om te leren koken, naaien, breien en wassen. De eerste twee jaren waren voornamelijk bestemd voor het articulatie-onderwijs; het aanleren van klanken en klankverbindingen. Er werd daarbij gebruik gemaakt van het vingeralfabet. Eli wilde dit alles dolgraag eens gaan bekijken en dacht: “Ik bel gewoon een keer aan en vraag of ik naar binnen mag.”
Aan het eind van de Helmersstraat, boven de groenten- en fruitzaak van Van Gelderen, werd een raam geopend, juist toen Eli langs liep en Hester, de dikke bewoonster, kwam met haar grote ronde boezem over de vensterbank hangen en riep met een uithaal, als een sirene: “Siempieeee, Siempieeee!!!
Toen Hester Eli op de straat zag staan, zei ze:
Als je toevallig Siempie ziet, stuur hem dan effe naar huis. Hij mot een paar boodschapp doen; dat jong is altijd weg as je hem nodig heb.
Terwijl Eli in gedachten verzonken de hoek van de straat om wilde gaan, kwam Siempie vanuit de Ammanstraat hard aanhollen en botste pardoes tegen Eli op, die hem met beide armen omvatte en zei: “Mot jij je moeder zo laten roepen? Vooruit naar huis, je moet boodschappen doen.

Siempie stak zijn tong uit en toen Eli hem losliet holde hij hard naar huis en rende de trap op.
Eli liep verder de Ammanstraat , langs het pakhuis van bloemengroothandel De Mooi en kwam zo aan voor het portiek van de Doofstommenschool. Hij kon zijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. De deur van de school stond uitnodigend open en dus stapte hij voorzichtig de hal in. Eli keek rond, in de hoop iemand van het onderwijzend personeel te zien.
Toen hij een poosje had rondgekeken, kwam er een man door een gang in de richting van de hal gelopen. Zodra de man bij hem was, probeerde Eli, met zijn handen en vingers gebaren makend, de man te verduidelijken dat hij het gebouw zo graag eens van binnen wilde bekijken. De man begon, net als Eli, gebaren te maken, maar hoe hij ook zijn best deed, Eli begreep er helemaal niets van. Toen probeerde Eli zijn tekens wat duidelijker te maken, waarna de ander eveneens nog heftiger begon te gebaren. Echter tevergeefs.
Zo stonden ze wel haast een kwartier in de hal tegenover elkaar te gebaren, hun vingers te verwringen, op hun mond en oren te wijzen, zonder dat ze begrepen wat de ander nou eigenlijk bedoelde, of wilde zeggen. En uiteindelijk verloor Eli zijn geduld en riep in een uitbarsting van wrevel uit: “Ach man, donder op! Met al die gebaren, die je staat te maken verveel ik me flink; daar heb ik toch geen verstajem van. Ik ga weg, ‘k heb het hier al gezien!
En, juist toen hij zich wilde omdraaien om de deur uit te lopen, zei de ander: “Dat wilde ik nou net tegen u zeggen; ook ik heb het wel gezien.
Oh, attenoje; hij ken smoezen!” riep Eli uit.
Waarom heb ‘ie dat niet direct gezegd? Waarom laat je mij hier de hele tijd van die fratsen tegen je staan maken? Ik dacht dat je doofstom was.
Dat dacht ik nou toevallig ook van u“, zei de ander.

Ik kwam hier, omdat ik nou wel eens wilde zien hoe of het er hier van binnen uitziet.
Hoe het bestaat het”, zei Eli, “dat is ook mijn plan. Ik woon hier in de straat tegenover en steeds als ik langs loop, kan ik mijn nieuwsgierigheid nauwelijks bedwingen om te zien hoe of het er hier aan toe gaat, en toen ik u zag, dacht ik met iemand van het personeel te doen te hebben.
En ik dacht hetzelfde; ik was van mening dat u de conciërge was.
Ze moesten er uiteindelijk beiden heel hartelijk om lachen, gaven elkaar een hand, stelden zich aan elkaar voor en zochten de echte conciërge op, die zij na een poosje zagen lopen.
Toen beiden het hele gebouw van binnen bekeken hadden zette Eli zijn wandeling voort, maar nu via de Diergaardelaan en Kruisstraat weer naar de Helmersstraat, en hij besloot in ’t vervolg altijd maar eerst zijn tong te gebruiken, waar hij zich ook zou bevinden.

verstajim – verstaan
attenoje – uitroep van verbazing
smoezen – praten, kletsen

 

foto:
verzameling Meyer de Wolf,

verhaal
Meyer de Wolf , Ons Rotterdam jaargang 1990 nr 1

gepubliceerd:
9 maart 2016

laatst bijgewerkt:
8 juli 2023