Oorspronkelijk kwamen Joden uit het gebied waar nu Israël ligt. De grootste stad daar was Jeruzalem en daar stond de belangrijkste tempel, die in 586 voor Christus verwoest werd. Van deze tempel is nu alleen de Westmuur nog over. Deze muur is hier life te zien.
Na de verwoesting van deze tempel trokken er veel Joden weg, maar er bleven ook nog Joden in dit gebied wonen. Een groot aantal Joden trok later weg (na 135 na de algemene jaartelling), toen een grote Joodse opstand door de Romein Julius Severus werd neergeslagen.
Diaspora
Men ging in andere landen een nieuw bestaan opbouwen. De verspreiding van de Joden (diaspora) was over bijna de gehele wereld, namelijk Noord-Afrika, Europa, Azië en na de Middeleeuwen ook Amerika. Tot het einde van de Middeleeuwen hebben de Joden over het algemeen redelijk kunnen samenleven met de mensen in de landen waar ze terecht kwamen, hoewel dat van land tot land wel verschilde. Tijdens de Kruistochten was het in een groot deel Europa een zeer moeilijke periode omdat iedereen die niet christelijk was vervolgd werd. In de Middeleeuwen woonden er Joden in Nederland. Het samenleven in Nederland ging redelijk goed, behalve in 1348 toen na een pestepidemie in diverse IJsselsteden de Joden daar de schuld van kregen en werden vermoord.
Een deel van de voorouders van de Rotterdamse Joden woonde in Duitsland, Polen en Rusland onder vaak slechte omstandigheden. Veel Duitse Joden werden naar het oosten verdreven tijdens de Kruistochten, toen iedereen die niet christelijk was verdreven of vermoord werd door de Kruisvaarders.
In 1492 kwam er een grote verandering in het katholieke Spanje, waar koning Ferdinand en koningin Isabella in die tijd regeerden. In dat jaar viel het besluit dat alle Joden en moslims zich moeten bekeren tot het christendom, doen ze dat niet dan moesten ze het land verlaten. Dit was voor de Joodse bevolking van Spanje heel vreemd, want ze woonden er al honderden jaren zonder moeilijkheden. Ze moesten zich christelijk laten dopen, of vertrekken. Een deel liet zich dopen, een deel vertrok. Deze Joden, die we Sefardische Joden noemen, gingen in eerste instantie naar naar Portugal, Noord-Afrika, Italië, Griekenland, Turkije en de Balkan. In 1496 volgde Portugal het Spaanse voorbeeld toen de kroonprins wilde trouwen met de dochter van Isabella en Ferdinand. De verdrijving van de Joden was een van de voorwaarden voor dat huwelijk. Joden die zich vanaf 1492 in Portugal vestigden (soms zelfs tegen betaling), vluchtten opnieuw, zeker toen in 1548 in Portugal de Inquisitie werd ingesteld. In totaal ontvluchten zo’n 200.000 Joden Spanje en Portugal. In de nieuwe vestigingslanden kwamen ze vaak in de handel terecht. In ons land kwamen de eersten Sefardim in 1593 aan. In Rotterdam worden de eersten genoemd in 1610, dit waren Spaans-Portugese Joden uit Antwerpen.
Nederland
In Nederland gingen veel Joden in de handel omdat de meeste gilden (in die tijd moest men daarvan lid zijn) geen Joden toelieten. Er rest de Sefardische Joden dan ook niets anders dan werk in een beperkt aantal beroepen, waarvoor men geen lid van een gilde hoefde te zijn. Een aantal Portugese Joden werden rijk in de handel en hun investeringen zorgden voor een belangrijke stimulans voor de groei van de stad van vestiging. Ze voelden zich in Nederland thuis, ook omdat het sinds 1579 in Nederland, sinds de Unie van Utrecht, niet is toegestaan om iemand wegens zijn geloof te vervolgen en later, in 1796, alle inwoners van Nederland gelijkgesteld werden.
Verder werden de gilden in 1798 opgeheven, waardoor Joden alle beroepen konden gaan uitoefenen.
bron:
diverse bronnen
gepubliceerd:
2008
laatst aangepast:
7 mei 2023