Felix David Eliazar

Felix David Eliazar in Nederlandse krijgsdienst, 1937. © familiearchief Eliazar, met vriendelijke toestemming Christine Eliazar

Felix David Eliazar werd in Rotterdam geboren op 27 september 1917, als zoon van handelsagent / handelsreiziger Hartog Eliazar (Rotterdam, – Auschwitz, ) en Anna van Kam (Den Haag, – Auschwitz, ). Felix had een oudere zus Elizabeth Sientje (Rotterdam, – Auschwitz, ) en een jongere zus Francina Engelina (Rotterdam, – Sobibor, ). Het gezin woonde op adressen als de Hoogstraat 10b, Botersloot 69b, Bergweg 45b en de Jan van Avennesstraat 49. Vader importeerde meubels. Ten tijde van de oorlog woonde het gezin op de Opwijckstraat 17 in Voorburg, waar in 2021 Stolpersteinen worden geplaatst.

De jeugd van Felix was een fijne tijd. Hij volgde een opleiding, ging in 1937 een jaar in dienst en werkte daarna bij in het bedrijf van zijn vader. In 1939 ging Felix opnieuw het leger in. Het was een tijd vol spanning, de dreiging van nazi-Duitsland werd steeds groter. Toen de nazi’s Nederland binnenvielen in mei 1940 bleek dat het Nederlandse leger snel verslagen werd. Felix en duizenden soldaten gaven zich over en keerden huiswaarts.

Maar de ellende begon toen.  ‘Holland werd gek’, vertelde Felix. ‘De mensen waren pisnijdig. De jongeren, zoals ik, wilden en konden dingen toen. Ik was nog alleen. Dus een vriend van mij en ik zochten een groep waar we ons bij konden aansluiten en we werden, zoals wij het noemden, vrijheidsstrijders. Ons doel was zoveel mogelijk schade aan te brengen aan de nazi’s. De familie van Felix ging in de onderduik, Felix bracht hen voorraden en nieuws. ’s Nachts stalen de vrijheidsstrijders de papieren van overleden Nederlanders in stadhuizen om zo valse identificatiepapieren en paspoorten te maken. Ze zorgden ervoor dat treinen van nazi’s konden ontsporen, er waren aanslagen met explosieven. En, onvermijdelijk, ze werden opgepakt.

‘Ik werd naar de gevangenis in Scheveningen gestuurd, het Oranjehotel’, vertelde Felix. ‘Maar ik had het geluk dat ik er op een zondag naartoe gebracht werd. De registratiekantoren waren gesloten. Ze namen alleen mijn vingerafdrukken en foto’s, maar ze moesten een dag wachten voor de me gingen ondervragen’. Op dat moment werd de gevangenis nog beheerd door de Nederlanders. ’s Nacht maakte een bewaker Felix wakker, bracht hem naar en badkamer op de begane grond en gaf hem kleding.

Mims Querido (Maria Anna Gunnewig) © familiearchief Eliazar, met vriendelijke toestemming Christine Eliazar

Felix ontsnapte in het duister van de nacht en ging naar Amsterdam. Daar kwam hij in contact met een vrouw die in het verzet zat, Mims Querido, een katholieke vrouw die in Duitsland geboren was en getrouwd was met een Sefardische Jood. Felix kon niet langer veilig in Nederland blijven. Mims Querido verzorgde via de ondergrondse een valse identiteitskaart.
‘Ik werd Olaf Metzelaar’, vertelde Felix, ‘En Olaf Metzelaar meldde zich aan voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Volgens de papieren was ik geboren in Nederlands-Indië en de zoon van een gepensioneerde Nederlandse ambtenaar. Felix moest naar Mainz.
Veel Duitse mannen waren naar het front gestuurd en de nazi’s zochten naar werkkrachten uit de bezette landen. Felix wilde in Duitsland vooral zoveel saboteren. Hij werd te werk gesteld in een onderbezette fabriek die onderdelen maakte.

‘Het klinkt ongelofelijk, hè’, zei Felix. ‘Ik – of eigenlijk Olaf – werd aangesteld als een lasser. Er was nog iemand in die fabriek die het werk van mij deed. En we deden ons best om de luiste lassers te zijn en we zorgden ervoor dat ons werk uitermate slecht was. Op die manier gingen de onderdelen die wij moesten maken stuk op het moment dat de V2’s werden afgeschoten.

Felix en de andere Nederlander begonnen rond die tijd ook met het schrijven en publiceren van een ondergronds pamflet, de Locomotief. Dit was werk vol risico’s. Net voor kerst 1943 werd Felix opgepakt en overgebracht naar het hoofdkwartier van de Gestapo in Frankfurt.
‘De SS was slecht, maar de Gestapo was erger’, zei Felix. ‘Ze ondervroegen me en ze dachten dat ze een zeer belangrijke spion te pakken hadden. Maar we hadden onze instructies gekregen dat, als je gepakt zou worden, je een klein beetje zou vertellen. Dan dachten ze dat je meer wist en hadden ze een reden om je in leven te laten’.

Ze begonnen vriendelijk met de ondervragingen, gaven Felix een sigaret. Toen begonnen ze over zijn achtergrond. Felix dacht eerst dat het pamflet de reden was van de arrestatie, maar later merkte hij dat hij gepakt was vanwege de valse identiteit. Doen alsof je informatie achterhield had een prijs. De ondervrager drukte brandende sigaretten uit op de rug en benen van Felix. ‘Ik vertelde mezelf dat ze je fysiek kunnen beschadigen, maar psychisch niet. Ik ben sterker en beter dan zij.’

‘We kwamen op het punt dat ze niet verder met me konden en ze stuurden me naar een kamp in de buurt van Frankfurt waar gevangenen werden ‘geleerd’ om goede arbeiders voor het Reich te zijn. De waakhonden in dat kamp beten de gevangenen routinematig  terwijl ze hun slavenarbeid moesten verrichten. Het eten bestond uit oud brood en handwarm water met de schillen van aardappelen. Het enige lichtpuntje was wanneer gevangengenomen geallieerde piloten vanachter een hek chocolade en andere rantsoenen van het Rode Kruis naar de gevangenen gooiden. De bewakers, die Duitsers waren en geen nazi’s, keken dan de andere kant op en konden we de spullen pakken’.

Kort nadat we er aankwamen viel er een misser, een geallieerde bom, neer in het kamp. Het hek om het kamp was vernietigd en 200 gevangenen probeerden te ontsnappen. De bewakers schreeuwden door de luidsprekers dat de laatste drie die gepakt worden worden, zouden worden geëxecuteerd. Iedereen keerde terug.

‘We moesten op appel staan en toekijken hoe een bewaker drie mannen door het hoofd schoot, het was de eerste keer dat ik zoiets zag. Je hebt geen idee wat dat met je doet.’

Zonder enige verklaring, na vijf weken, werden de gevangenen vrijgelaten. Hun straf was zogenaamd voldaan. Maar dat gold niet voor Felix, hij werd onmiddellijk gearresteerd omdat hij een Jood is. ‘Duitsland was Judenfrei – alle Joden waren vermoord of vertrokken – en ik werd overgebracht naar een gevangenis om daar op het volgende transport te wachten. Ik had alleen de kleren uit het kamp en lompen om mijn voeten. Zo werd ik op de trein gezet met de bestemming Auschwitz’.

Gewoonlijk duurde die reis drie dagen, maar deze trein deed er een week over omdat we steeds moesten wachten op treinen van de nazi’s. ‘Het was de ergste ervaring, in een veewagon met ongeveer 100 mensen. Je kon alleen staan, je kon niet naar de w.c., er was geen eten, er was geen water. En de mensen werden wanhopig. Je kon ze niet vertellen wat er een manier was waarop je kon overleven, als je geselecteerd werd om te werken had je een kans’.

Dus ik bleef zo dicht bij de deur als ik maar kon. Zo kon ik een heel klein beetje frisse lucht krijgen, de stank was afgrijselijk. Felix was nu een ‘ervaren’ gevangene. Bij aankomst in Auschwitz werd hij, samen met zo’n 50 gevangenen die sterk genoeg waren om zelf de trein te verlaten, naar een tafel gestuurd. Zijn voorarm kreeg een nummer. Felix keek vooral goed rond. ‘Ik dacht dat hoe meer ik zou weten, hoe groter mijn kans zou zijn’, zegt hij.

Felix zag al snel dat de sterkere mannen naar en eigen rij werden gestuurd. Dus stond hij zo rechtop als mogelijk was en toen hij geselecteerd werd kon hij ook naar die tijd. De fittere mannen werden in een eigen barak geplaatst. Ze werden constant uitgescholden en geslagen. Elke ochtend werden er enkele gevangenen geselecteerd voor werk. Felix wilde bewijzen dat ook hij kon werken, en op een zekere ochtend werd hij geselecteerd voor werk.

Elf gevangenen moesten naar een Pools mijnbouwdorp Jawischowitz. De commandant begroette heb met een speech, ze zouden er eten krijgen, dekens en kleren, behalve als ze niet luisterden. Nadat hij dat had gezegd deed hij zijn jas uit, pakte een zweep, en begon elke gevangene af te ranselen.

‘Ik had al littekens op mijn rug van de sigaretten, en hij sloeg me verrot’, vertelde Felix. ‘Dat deed hij omdat ik groter was. Maar als je de afranseling zonder een kik verdroeg stopten ze, ze hadden daar respect voor. Dat gebeurde een paar afranselingen later. Als je geen kik gaf, stopten ze.’

Het was inmiddels 1944. Het was midden in de koude Poolse winter. De gevangenen liepen met lompen om hun voeren op rotsige wegen. Maar ze bleven doorgaan. Iedereen die geen nut meer had werd doodgeschoten en werd vervangen door een nieuwe gevangene.

Op een zekere dag viel Felix in de mijn en sneed zijn hand open aan een roestige rails. ’s Nachts was de hand opgezet en twee zeer zijn normale grootte door de infectie. Als Felix niet kon werken zou hij gedood worden. Een medegevangene, een jonge student medicijnen uit Praag, redde zijn leven met een eenvoudig instrument, een lepel die door de gevangenen geslepen was tot een mes. Hij maakte twee incisies in de hand van Felix en liet het wondvocht weglopen. De pijn was verschrikkelijk. De man nam toen wat kolenstof, waarin een stofje bleek te zitten met een antibiotische werking, en deed dit op de wond. Van oude cementzakken werd verband gemaakt en dit ging over de wond.

Felix bleef werken en drainde zijn hand elke nacht. Langzamerhand heelde de hand. In de zomer van 1944 verbleef hij overdag in de mijn en ’s nachts had hij een baan in de keuken. Hij wist dat hij daar restjes kaas, brood en salami kon vinden.

Het werd herfst. Plotseling waren de jongere bewakers verdwenen. Ze moesten naar het front en werden vervangen door oudere bewakers. ‘Mannen van 60 jaar en ouder, die geen nazi’s waren. Het werd een beetje beter. En we begonnen gerommel in de verte te horen’, vertelde Felix. Het waren de kanonnen van de Russen die hij hoorde. ‘We kregen weer hoop’, vertelde Felix, ‘Ik zei tegen mezelf dat ik het ging overleven’.

Op 10 januari 1945 stond de poort van het kamp open.

Er waren geen bewakers meer. Maar Felix en zijn medegevangenen waren verzwakt. Hij woog ongeveer 35 kg. Dus ze bleven in hun barakken. ‘De schok van vrij zijn was groot, we konden onze benen nauwelijks optillen om te lopen’, zei Felix. De Russische troepen die aankwamen konden hun ogen niet geloven. ‘Ze zagen mensen die meer skelet dan mens waren’, vertelde Felix. ‘Ze deelden hun eten met ons, een schaal met maïs waar wodka doorheen zat. De levende skeletten hadden geen weerstand, ze waren onmiddellijk dronken en raakten bewusteloos’.

Ze werden overgebracht naar een Russisch veldhospitaal bij Krakau. Felix merkte dat de artsen Franse leerboeken hadden bestudeerd, een van de vier talen die hij vloeiend sprak. Ze mochten hem, noemden hem ‘Hollandski’ en gaven hem extra goede zorg.

Binnen een maand kreeg hij zijn krachten terug. De Russische redders vroegen hem een vrachtwagen te rijden. Omdat Felix toch nergens heen kon deed hij dit en enkele maanden droeg Felix een Russisch uniform. Tijdens een van de tochten overmeesterde zijn konvooi een groep nazi’s. De Russische commandant riep Felix naar hem en vroeg hem of hij nog een rekening te vereffenen had. Maar Felix weigerde. ‘Het zou hen teveel eer hebben gegeven’, zei Felix.

Felix werd rusteloos. Hij ontmoette en Britse officier die hem bij het Britste Rode Kruis bracht. Felix monsterde aan op een vrachtschip die hem van Odessa naar Griekenland bracht en daarna naar Italië. Vandaar reisde hij naar Frankrijk en begon hij de reis naar Nederland om daar zich te herenigen met zijn familie. Hij kwam thuis. Er was geen familie.

Zijn ouders en zusters, 62 verwanten en vrienden, ze waren allemaal vermoord in de concentratiekampen. ‘Vraag me niet wat ik deed toen ik daar achter kwam’, zei Felix, ‘want tot de dag van vandaag kan ik me dat niet herinneren’.

Het verhaal heeft Felix jaren aan studenten verteld en ook aan het Shoah Project van Steven Spielberg. En hij vertelde het verhaal in een korte zelf uitgegeven autobiografie waarbij een deel van de opbrengst naar het Florida Holocaust Museum ging.

In de jaren na de oorlog trouwde Felix met een Nederlandse vrouw en kreeg met haar twee zonen. In 1954 emigreerde zij naar de Verenigde Staten. In 1959 werd hij Amerikaans staatsburger en veranderde zijn achternaam in Lazar.
Het huwelijk liep spaak. In 1963 verhuisde Felix naar Saint Petersburg om in de buurt van familie te wonen en hij werd verliefd op en trouwde met Clare, die zelf al vier kinderen had. Claire werkte bij een bank, Felix importeerde wijn. Ze werden overgrootouders en vierden hun 40-jarig huwelijk. Enkele keren per maand vertelde Felix zijn verhaal aan kinderen.

‘I speak now to thousands of school kids,” says Lazar. “I never have enough time. But the main thing I feel is important is not my story as such. But the fact that in spite of what happened to me, I still can preach tolerance rather than hate. That is my message’.

Felix bij de viering van het 80-jarig bestaan van Orpheus, 1946. © familiearchief familie Eliazar met vriendelijke toestemming van Christine Eliazar

Na de oorlog werd Felix opgeroepen om te vechten in de Indonesische vrijheidsoorlog (politionele acties). Hij schreef hierover: ‘Ik probeerde mijn leven normaal te leiden. Ik werkte in een warenhuis en Jan de Ruiter nam me mee naar het mannenkoor Orpheus, waar ik lid mocht worden. Maar ik kon de verschrikkingen van de oorlog niet vergeten.

Felix bij vertrek uit Rotterdam naar Batavia, 1947. © familiearchief Eliazar met vriendelijke toestemming Christine Eliazar.

Dat was mogelijk de reden waarom ik het niet erg vond dat de Nederlandse regering troepen bijeen bracht om te gaan vechten tegen de opkomende onafhankelijkheid van Indonesië, toen een Nederlandse kolonie. De eersten die werden opgeroepen waren de ongetrouwde mannen onder de leeftijd van 40 jaar. In december 1946 werd ik soldaat en stapte aan boord het schip naar Batavia (Jakarta)’.

Felix overleed op

 

bron:
Stadsarchief Rotterdam, Felix Eliazar, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, inventarisnummer 851-123, pagina 129406
Dave Scheiber, The Strength not to hate, in Tampa Bay Times (1 september 2005)
www.joodsmonument.nl, lemmata gezin Eliazar.
Ooggetuigen verzocht.”Rotterdamsch nieuwsblad”.Rotterdam,11-09-1930, p. 1.Geraadpleegd op Delpher op 05-06-2021,http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011002209:mpeg21:p013

illustraties:
Felix David Eliazar in Nederlandse krijgsdienst, 1937. © familiearchief Eliazar, met vriendelijke toestemming Christine Eliazar
Mims Querido. © familiearchief Eliazar, met vriendelijke toestemming Christine Eliazar
Felix bij de viering van het 80-jarig bestaan van Orpheus, 1946. © familiearchief familie Eliazar met vriendelijke toestemming van Christine Eliazar
Felix bij vertrek uit Rotterdam naar Batavia, 1947. © familiearchief Eliazar met vriendelijke toestemming Christine Eliazar.

gepubliceerd:
5 juni 2021

laatst bijgewerkt:
7 juni 2021