De oorlog overleven en dan moeten constateren dat je dierbaren zijn vermoord… Dat was de harde realiteit voor velen na de oorlog. Tal van advertenties zijn te vinden in de jaren direct na de oorlog waarbij nabestaanden vragen om inlichtingen. Er is een brief opgedoken waarin een vader zoekt naar zijn zoontje. Het gezin was al beschreven voor het project ‘Joden van de Kaap’. Het gaat om Simon Ensel (Rotterdam, 15 juli 1905 – Spijkenisse, 21 januari 1967) en zijn zoontje Jacob (Rotterdam, – Auschwitz, ).
Simon schreef de brief op 8 december 1947 en was toen nog niet op de hoogte van de dood van zijn zoontje Jacob. Simon huwde in 1931 met Hester Drielsma (Rotterdam, 1 september 1909 – Sobibor, 21 mei 1943), een huwelijk dat in 1939 in een echtscheiding eindigde. In die acht jaar hadden Hester en Simon vijf kinderen gekregen: Jacob, Betje (Rotterdam, 1936), Hanna (Rotterdam, 1937), Izak (Rotterdam, – Sobibor, ) en Sara (Rotterdam, 1939).
Na de echtscheiding werd het ‘rommelig’ rond de voogdij over de kinderen. De dochters werden in eerste instantie toegewezen aan moeder, en op 26 juli 1940 werd moeder ontzet uit de voogdij waarna de dochters werden geplaatst bij de Bergstichting in Laren, die in de oorlog moest verhuizen naar het Rapenburg in Amsterdam.
Jacob ging in 1940 naar het Apeldoornsche Bosch, de Joodse psychiatrische inrichting in Apeldoorn. Op 26 juli 1940 kwam de opdracht van de Voogdijraad om hem daar te verplegen bij de Vereniging Lesammeiach Hajeled en vanaf 27 juli 1940 werd hij verpleegd bij Paedagogium Achisomog, de onder de vereniging vallende afdeling van het Apeldoornsche Bosch. De kinderen die hier werden opgenomen waren of verstandelijk beperkt of moeilijk opvoedbaar, maar ook verwaarloosde kinderen werden opgevangen en kregen les in een schooltje op het terrein. Jacob behoorde tot de groep van verwaarloosde kinderen. Het Apeldoornsche Bosch werd lange tijd als ‘veilig’ gezien, men verwachtte niet dat de bezetter deze mensen zou wegvoeren.
Vader Simon kende in 1947 het lot van zijn zoontje niet. In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werden alle 1250 bewoners (patiënten en verplegend personeel) van het Apeldoornsche Bosch door de bezetter op transport naar Auschwitz gezet. Al deze mensen werden na aankomst in Auschwitz vermoord. Jacob was een van hen.
De brief die Simon in 1947 stuurde aan het Apeldoornsche Bosch, de laatste locatie waarvan hij wist dat zijn zoon verbleef, laat de wanhoop zien van zijn zoektocht. Hij vertelde dat hij de oorlog in de onderduik had overleefd, hoopte dat hij de voogdij kon krijgen omdat hij nu voorgoed aan de wal zou blijven.
Simon noemde zijn zoontje Izak niet in de brief. Izak werd na de scheiding niet naar het Apeldoornsche Bosch gestuurd, maar verbleef een korte periode in het Joodse weeshuis aan de Mathenesserlaan 208 in Rotterdam. Op 3 februari 1940 werd hij overgebracht naar het Joodse weeshuis in Leiden, Machseh Lajesoumim. Alle Joden die in maart 1943 nog in Leiden waren werden op 17 maart 1943 opgepakt, waaronder 51 kinderen van het weeshuis en negen personeelsleden. Ze werden eerst naar Kamp Westerbork gestuurd en vandaar naar de concentratiekampen in het oosten. Izak werd twee maanden na zijn broer vermoord, in Sobibor.
De drie dochters van Hester en Simon overleefden de oorlog.
gerelateerd:
het verhaal over Hester Drielsma in het project ‘Joden van de Kaap’.
bron:
Simon Ensel, Stadsarchief Rotterdam, 494-03 Archief van de Gemeentesecretarie Rotterdam, afdeling Bevolking: bevolkingsboekhouding van Rotterdam en geannexeerde gemeenten, toegangsnummer 851-127.
Herinneringscentrum Kamp Westerbork, Apeldoornsche Bosch (geraadpleegd 5 maart 2023).
brief Simon, Stadsarchief Amsterdam, 1066 Inventaris van het Archief van de Vereeniging Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht in Nederland.
met dank aan Elise Oranje (emails 4 en 5 maart 2023).
illustratie:
brief Simon, Stadsarchief Amsterdam, 1066 Inventaris van het Archief van de Vereeniging Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht in Nederland.
gepubliceerd:
5 maart 2023
laatst bijgewerkt:
5 maart 2023