Carel Kaufman

In het boek ’s Nachts droom ik van Vrede van Carry Ulreich wordt hij genoemd, in het boek De Westerweelgroep en de Palestinapioniers van Hans Schippers en ook in mijn onderzoek naar verzet binnen de Joodsche Raad in Rotterdam kwam ik hem tegen in het relaas over Amandus Wolfsbergen, de voorzitter van de Raad ná Hendrik Cohen die veelvuldig verzet pleegde. Carel Kaufman (Karel Kaufmann), de Joodse student die in het verzet zat en als verrader wordt aangemerkt. Wie was hij, wat gebeurde er en waarom ging het?

Carel Albert Kaufman (Hengelo, – Auschwitz, ) was de zoon van koopman Elie Kaufman (Gennep, – Auschwitz, ) en Cato Zilversmit (Hengelo, – Auschwitz, ). Hij was hun oudste zoon, Karel had twee jongere broers; John David (Hengelo, – Midden-Europa, ) en Martijn (Rotterdam, – Midden-Europa, ).

1933

Het gezin Kaufman vestigde zich in november 1924 vanuit Hengelo in Rotterdam en gingen wonen op de Graaf Florisstraat 105a. Daar bleven ze tot mei 1929 en verhuisden daarna naar de Beatrijsstraat 29b. In april 1933 gingen ze wonen op de Heemraadssingel 28b en vertrokken in augustus 1934 naar Nijmegen. In april 1940 keerde het gezin terug naar Rotterdam. Op de archiefkaart is dan met potlood aangetekend dat ze op de Diergaardelaan 44a inwonen bij ‘vd Stam’.

In het begin van de oorlog woonde zoon Carel op het G. W. Burgerplein 9. Waarschijnlijk huurde hij daar een kamer. Op 27 augustus 1942 ontving hij, samen met zes anderen, een voorlopig vrijstelling (van transport) van de afdeling Expositur van de Joodse Raad voor Amsterdam. Per brief waren deze vrijstellingen gezonden aan de Joodse Raad voor Amsterdam, bureau Rotterdam op de Essenburgsingel 24b.

Carel werd op 16 februari 1944 door de Sicherheitsdienst gearresteerd op de Crabethstraat 5 in Gouda. Op dat adres woonde een Duits-Joods vluchtelingengezin, het gezin Kobijlinski-Naumann.
De vader van dit gezin, Julius Kobijlinski (Berlijn, – Auschwitz, ), werd twee jaar eerder, op 18 februari 1942, door de Sicherheitspolizei gearresteerd en de moeder, Hertha Naumann (Berlijn, – Auschwitz, ) moet ook rond die tijd zijn opgepakt. Op het adres woonden beide zoons nog, Walther Otto (Berlijn, – Midden-Europa, ) en de leeftijdsgenoot van Carel, Erich Helmut (Berlijn, – Midden-Europa, ).
Twintig dagen na de arrestatie, op 8 maart 1944, werd Carel doorgestuurd naar Westerbork. Hij werd daar op die dag geregistreerd en hij werd ingedeeld in Barak 51 of 57. Op 23 maart 1944 werd Carel op transport gesteld naar Auschwitz, hij zal daar op 26 maart 1944 zijn aangekomen en leefde nog elf dagen.

Vader, moeder en de broers van Carel zijn in de oorlog verhuisd naar Nijmegen en woonden daar op de Borneostraat 22. Het schijnt dat ze geen verhuisvergunning hadden aangevraagd om naar Nijmegen te verhuizen, een strafbaar feit, en werden op 15 februari 1944 opgespoord en gearresteerd in Rotterdam op hun onderduikadres, de Gordelweg 88. Op 1 maart 1944 werden ze doorgestuurd naar Westerbork.

Carel Albert Kaufman werd vertrouwd in Joods Rotterdam. Hij had een Joodse vriendenkring, en kwam bij Carry Ulreich over de vloer. Zij schrijft op 7 april 1942 over hem: ‘heel aardig, danst beautiful’. Carel had ‘een fling’ met Hanna Lea (Hannele) Franken (Rotterdam, 4 oktober 1923), dochter van advocaat Mr. Maurits Franken (Amsterdam, 4 januari 1892), onder wiens leiding de afdeling voorlichting van de Rotterdamse afdeling van de Joodse Raad voor Amsterdam stond.
De oom van Carel Albert was godsdienstonderwijzer Maurits Zilversmit (Hengelo, – Westerbork, ), voorzitter van het dagelijks bestuur van de Nederlands Israëlitische Gemeente en de eerste voorzitter (‘Obman’) van de Rotterdamse afdeling van de Joodsche Raad voor Amsterdam, voordat Hendrik Cohen deze functie overnam.
Carel was student aan de Economische Hogeschool in Rotterdam, lid van de Nederlandsche Zionistische Studenten Organisatie NZSO, ging in verzet en won het vertrouwen van de Westerweelgroep. Wellicht speelde Joop Westerweel zelf daarbij een rol, zijn Montessorischool op de Beukelsdijk 51 lag om de hoek van Carels officiële woonadres.
Vanaf begin 1943 was Carel helper van de Joodse verzetsstrijder Kurt Reilinger (Stuttgart, 5 december 1917 – Harderwijk, 16 september 1945) en Dirk van Schaik (1911). Carel zorgde voor de opvang van onderduikers in Rotterdam en hun transport naar de Belgische grens. Daaronder waren Hans Mogendorff (Düsseldorf, 25 juni 1922) en Sophie Mogendorff – de Winter (Nijmegen, 17 juli 1916) die in juni of juli 1943 door Carel naar de grens bij Putte werden gebracht. Zij waren niet alleen, in totaal werden er 34 mensen naar Putte begeleid. In Putte aangekomen meldde Carel dat hij even naar een uitkijkpost ging om zich ervan te vergewissen dat de kust veilig was. Carel verdween, Duitse soldaten kwamen en arresteerden de gehele groep.

Voor Hans Mogendorff stond het als een paal boven water dat Carel de boel had verraden, hoewel hij daar niet veel bewijs voor had. Zowel Hans als zijn vrouw werden verhoord en wisten te volharden in hun mededeling dat ze niet Joods waren. In plaats van Westerbork werd Hans naar de Arbeitseinsatz in Essen gestuurd waar hij wist te ontsnappen door van een verlof na een bombardement gebruik te maken en naar Amsterdam te reizen. Dat was eind juli of begin augustus 1943. Hij waarschuwde onder andere Kurt Reilinger voor het verraad door Carel. Of er gevolg werd gegeven aan deze waarschuwing is zeer de vraag, Reilinger vertrok korte tijd later naar Frankrijk.

Wat had de bezetter in handen waardoor ze Carel konden dwingen? Er verscheen een bericht over hem in het door het verzet uitgegeven Signalementenblad. Daar werd gemeld dat Carel was gaan collaboreren na zijn aanhouding.
Het vermoeden is dat Carel al eerder werd opgepakt door de Sicherheitsdienst dan de keer die is vastgelegd op 16 februari 1944. De Sicherheitsdienst was een expert in het onder druk zetten van arrestanten. Vermoedelijk werd het lot van zijn ouders en broers – ‘meewerken of ze gaan op transport – gekoppeld aan het ‘meewerken’ van Carel en werd hij op deze manier gechanteerd en kreeg men op deze manier informatie van hem. Wat het lot zou zijn voor zijn ouders en broers bij deportatie moet voor Carel wel duidelijk geweest zijn, als lid van het verzet en zo ver in de oorlog.

Carry Ulreich meldt de mogelijke eerdere arrestatie in haar dagboek en schreef op 24 mei 1945 dat Carel in Westerbork in een strafgevangenis (moet zijn strafbarak – red.) heeft gezeten en later weer in Rotterdam werd gesignaleerd. Ze meldde dat Carel een ‘Gestapo-agent was, terwijl hij een aardige, vlotte en geestige man was’. Ze meldde eveneens dat een van de personen die door hem verraden was, pianist Simon de Haan was.
De chantage van Carel kan ook teruggezien worden in de arrestatie van het gezin Kaufman en Carel; deze arrestaties liggen één dag uit elkaar, terwijl Carel in Gouda gearresteerd werd en zijn familie in Rotterdam. Op 16 februari 1944, toen Rotterdam al lang ‘Judenrein’ was verklaard, had Carel voor de bezetter geen nut meer…

Carel werd al tijdens de oorlog aangesproken op zijn vermeende collaboratie, en hij vertelde dan dat zijn coöperatie bedoeld was om de bezetter te misleiden.
Carel werd in Auschwitz vermoord op 6 april 1944.

Carel mag niet de geschiedenisboeken ingaan als ‘de verrader’. Zijn verraad vertelt een triest verhaal over een 23-jarige jongen die in die positie werd gedwongen en waarop zoveel druk werd gezet dat hij niet anders kon. Het was niet om er persoonlijk beter van te worden, hij werd in een onmogelijke situatie gemanoeuvreerd. Carel was een slachtoffer van de maatregelen en de werkwijze van de bezetter. Onder druk zetten en chanteren waren een van de middelen die de bezetter inzette tijdens de oorlog. Het is jammer dat er nauwelijks details zijn terug te vinden over Carels verzetswerk voor de Westerweel-groep.

 

 

bron:
Stadsarchief Rotterdam, Carel Albert Kaufman, 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam, inventarisnummer 3781.
Stadsarchief Rotterdam, Elie Kaufman, 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam, 1358
www.joodsmonument.nl, lemma Carel Albert Kaufman (geraadpleegd 8 augustus 2020).
Archiefkaart Joodse Raad via Arolsen Archives, referentie 124200029.
Carry Ulreich, ’s Nachts droom ik van vrede, oorlogsdagboek 1941 – 1945 (Zoetermeer 2016), 38, 230, 293
Hans Schippers, De Westerweelgroep en de Palestinapioniers (Hilversum 2015), 167 – 168, 193, 194
“Familiebericht”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 1933/06/30 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 09-08-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874849:mpeg21:p006
Robert Arthur Snijders, Bureau Rotterdam van de Joodsche Raad te Amsterdam; Collaboratie, schipperen of verzet?, bachelorscriptie UVA, juni 2018, 17
Ibidem, M. Franken, bijlage 1 pag 2.
Soesja Citroen, Eindelijk een Stolperstein in de wijk voor Simone Mogendorff (Gouda 2013) 2 (pdf via www.nieuwepark.nl).
Brief Joodse Raad voor Amsterdam betreffende vrijstelling Carel Albert Kaufman met dank aan Esther M. van Maarschalkerwaard, d.d. 13 februari 2021.

illustratie:
“Familiebericht”. “Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 1933/06/30 00:00:00, p. 6. Geraadpleegd op Delpher op 09-08-2020, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874849:mpeg21:p006

gepubliceerd:
8 augustus 2020

laatst bijgewerkt:
21 september 2023