Bill Minco

Bill Minco, foto stichting geuzenverzet

Bill Minco werd in Almelo geboren als Sebil Minco op 21 mei 1922. Hij is de zoon van David Minco (Ootmarsum, 25 februari 1893) en Rosalie Godschalk (Almelo, 24 juli 1894) en had een jongere broer Hugo Jacob (Almelo, 9 november 1925). Het gezin woonde vanaf 8 augustus 1936 op de Heemraadsingel 155, op 13 oktober 1936 gingen ze naar de Graaf Florisstraat 104b en op 28 maart 1939 naar Graaf Florisstraat 78a. Bill overleed in mei 2006.

Bill Minco groeide op in een niet-religieus Joods gezin. Het bombardement op Rotterdam maakte grote indruk op hem en was waarschijnlijk de reden dat hij in het verzet ging.
Hij zat bij de Geuzenorganisatie en omschreef het verzet als kinderlijk. Het behelsde niet meer dan het doorknippen van Duitse telefoonkabels en het maken van kaarten, maar toch werd de organisatie al snel opgerold en in maart 1941 werd hij ter dood veroordeeld. Zijn terechtstelling wachtte hij af in de gevangenis in Scheveningen.
Hij was een van de 18 personen waar Jan Campert zijn gedicht “het lied der achttien doden” over schreef. Bill was toen echter minderjarig (18) en de bezetter zette zijn straf om in levenslang.

Bill werd overgebracht naar Untermassfeld in Duitsland, waar hij 18 maanden gevangen zat, daarna werd hij naar concentratiekamp Mauthausen gebracht, en een paar maanden later naar Auschwitz. Over Mauthausen zei hij: “Mauthausen was het allerergste. Dagelijks werden er mensen doodgeslagen, doodgeschoten of door dronken SS’ers met de kolf van hun geweer over de rand van de steengroeve gegooid. Je werd echt 24 uur per dag door de SS bedreigd.
Minco woog op een gegeven moment 45 kilogram, had tbc, typhus en “zweren die door m’n hele lichaam heen vraten. Ze begonnen aan de ene kant van m’n voet en kwamen er aan de andere weer uit“.

De Russen kwamen al in de richting van Auschwitz en Bill moest mee met de dodenmarsen, die hij overleefde. Op 15 april 1945 werd hij in Bergen-Belsen door de Britten bevrijd.
De rest van zijn leven bleef Minco bezig met de oorlog. Hij werd voorzitter van de Stichting Geuzenverzet 1940 – 1945 en hij was actief in Stichting Het Oranjehotel en voor het Oorlogs- en Verzetsmuseum in Overloon.
Als carrière begon hij eerst met een beddenzaak, van 1957 tot 1982 zat hij voor de VVD in de gemeenteraad van Hilversum, waarvan de laatste vier jaar als wethouder.

Verder lezen:
artikel Stichting Geuzenverzet

bron:
Stadsarchief Rotterdam, gezinskaart

laatst bijgewerkt:
8 september 2019