Tot de straten die, evenals de Lange en Korte Warande achter de Goudsesingel, van de kaart van Rotterdam verdwenen op 14 mei 1940 behoort ook de oude Jan van Loonslaan. Deze laan werd in 1602 uitgegeven door Jan van Loon, die als apotheker aan de Nieuwe Haven was gevestigd. Bij deze laan lag de eeuwenoude, vrijwel door iedereen vergeten Israëlitische begraafplaats, de oudste in Rotterdam.
Die begraafplaats is er nog en heeft nu het aanzien van een keurig onderhouden grasveld. In het gehele gebied achter de Goudsesingel, de toenmalige stadsvest en begrenzing van de oude binnenstad, was men in de zeventiende eeuw nog echt buiten. Er lagen tuinderijen en de lanen, zoals de Jodenlaan, Dwarslaan, Hovenierslaan, Groenelaan, Boschlaan en Wezenlaan. De rust was er zelfs nog in de eerste helft van de negentiende eeuw, toen er grote blekerijen lagen, met namen als De Witte Lelie, De Dubbele Gieter, De Witte Roos en De Blauwe Duif.
Op deze nog zo landelijke dreven lieten al gauw de eerste Joodse inwoners van Rotterdam het oog vallen, om op deze rustige plaats een begraafplaats aan te leggen.
Ze waren in 1610 naar Rotterdam gekomen en uit de Vroedschap Resolutie van 14 augustus 1610 blijkt dat al direct onderhandelingen met de vroedschap werden aangeknoopt 0mme binnen deese Stadt dezelve als inwonende poorters te ontvangen.
Tot de privileges die door Rotterdam werden verleend behoorde onder andere de vrijheid van godsdienst en het recht om buiten de stad een stuk land te kopen om tot begraafplaats in te richten. Vanaf 1613 dateert de begraafplaats, tegenwoordig gelegen tussen de nieuwe Jan van Loonslaan en de Vondelweg. Hij werd toen aangekocht door Gracia Rodrigues Vega, weduwe van Caspar Sanges, voor een bedrag van ƒ 200, -. Caspar Sanges is vermoedelijk de eerste persoon die hier begraven werd.
In 1647 breidde de Portugese gemeente zich uit en werd er door het gemeentebestuur de bepaling aan toegevoegd Dat aen die van de voorgeschreeve Portugeesche Hebreeuwsche Natie, die alhier te Steede willen koomen woonen, sullen werden gegunt ende gegeven alle soodanige vrijdom ende voordeelen als die van de Stadt Amsterdam haer geeven. De begraafplaats is tot 1682 door de Sefardische gemeente in gebruik geweest, in dat jaar werd de begraafplaats door de Asjkenazische gemeente overgenomen nadat er een verdrag tussen beide gemeenten was gesloten.
Voor 1940 lag deze begraafplaats precies achter het uit 1784 daterende Hofje van Gerrit de Koker.
Daarna heeft de plaats meer dan honderd jaar ingekapseld gelegen tussen huizen die een korter bestaan hebben gekend dan de zestien gave en eeuwenoude grafstenen, die er nu nog liggen.
Vele Rotterdammers zullen er niet alleen geen weet van hebben, ze zullen de begraafplaats ook moeilijk kunnen vinden. Deze ligt in de naoorlogse omgeving aan het einde van de Jan van Loonslaan die thans loopt van de Jonker Fransstraat naar de brede Vondelweg, die het vroegere stratenplan doorkruist.
Het laatste stuk van de Jan van Loonslaan is niet voor verkeer toegankelijk en daardoor is de wat vreemde situatie ontstaan, dat de begraafplaats, ondanks het drukke verkeer op de Vondelweg, niettemin vredig ligt, ingesloten door een zorgcentrum. Men gaat er als voetganger heel gemakkelijk en nietsvermoedend aan voorbij.
Vroeger lagen er meer stenen, 33 stuks. Dat was in de tijd rond de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw toen de begraafplaats vrijwel was vergeten en was herschapen in een moerasje. De heer J. M. Droogendijk schreef in 1930: Bezaaid met in het wild groeiende esdoorns, vlierstruiken en brandnetels had de plaats het aanzien van een aan zichzelf overgelaten vuilnisbelt, bedekt ook met huisvuil en zelfs met oude matrassen.
Later is de begraafplaats in ere hersteld, ook al deed deze al ruim 200 jaar geen dienst meer. De oudste steen dateerde uit 1640 en de jongste uit 1713.
Thans ligt er onder andere nog de steen van de voorname en rijke Abraham Lopez de Pinto, die veel voor de Joodse gemeente heeft gedaan. Hij heeft vele jaren een dubbel herenhuis bewoond aan de Wijnhaven 62, hoek Bierstraat. Op de steen staat te lezen dat hij werd begraven volgens de Joodse jaartelling in 5428 (1668).
Verder liggen er onder andere begraven: Rachel de Pinto (1652), David Immanuel de Pinto (1649), Abraham de Pinto (1668), Rachel de la Penja (1689) en Abraham de Oliveyra (1694).
Alle opschriften dragen Portugese, Spaanse of Hebreeuwse opschriften en de veel voorkomende zinspreuk Zijn ziele zij gebonden in de bundel des eeuwigen levens, staat eveneens (als afkorting) op de matseiwoth (zerken). Er ligt voorts nog de steen van het familielid David Imanuel de Pinto, die er in 5409 (1649) te ruste werd gelegd. De begraafplaats is gebruikt tot circa 1720, dus ook nog een decennium nadat de nieuwere begraafplaats aan de Oostzeedijk in 1710 in gebruik was genomen. Buyten de Oostpoort dezer Stadt bewesten den Hogen Zeedyck tegenover de Olymolen van Claes Jeremias Persoon.
De matseiwoth dragen over het algemeen geen versiering. Een uitzondering maakt die van Juda Leib Cohen, waarop twee handen zijn gebeiteld en het besnijdenismesje. Het opschrift luidt, vertaald in het Nederlands: Hier ligt begraven de oprecht vrome, de priester en kerkelijke besnijder, de weledele heer Juda Leib Cohen. Overleden op woensdag 10 april 5421 (1661).
Het waren zeer vrome mensen, die hun doden eerden met opschriften als Die werd opgenomen van dit jaar, naar een beter leven, dan 19den van Hesvan-Chesvan (oktober-november) van het jaar 5454 (1694) van de schepping der wereld.
De omgeving is veranderd, de molen en de Oostpoort zijn verdwenen, maar ook deze begraafplaats ligt er nog. Dat deze begraafplaats er al eeuwen liggen, houdt verband met bepalingen in het Joodse wetboek (Codex), die ruiming verbieden. Die wet wordt door de gemeente geëerbiedigd.
Een uitzondering is na de bevrijding gemaakt met de ruiming van de begraafplaats aan de Dijkstraat, toen deze door water werd aangetast. Daar werd onder andere de Willem Ruyslaan aangelegd. In overleg met de opperrabbijn zijn daarna de stoffelijke resten van ongeveer duizend graven overgebracht naar de Israëlietische begraafplaats aan het Toepad.
Een verhaal uit het Rotterdams Jaarboekje uit 1930 over deze begraafplaats staat hier.
bron:
www.engelfriet.net met vriendelijke toestemming van Aad Engelfriet, aangepast naar situatie 2010, vervolgens aangepast naar de situatie van 2020.
Hausdorff, D, Jizkor, Platenatlas van drie en halve eeuw geschiedenis van de joodse gemeente in Rotterdam van 1610 tot 1960 (Baarn 1978) 83
Illustraties:
© joodserfgoedrotterdam.nl
laatste aanpassing:
5 maart 2022