Barend Josua Katan

katanbarendjoshuaBarend Josua Katan werd op 20 januari 1905 geboren in Rotterdam. Hij was de zoon van Samuel Katan en Rijntje Polak.¹ Barend Josua Katan was de rabbijn van Dordrecht, woonde in 1940 tot het moment waarop het merendeel van de Dordtse Joden op transport is gesteld en vermoord op de Levensverzekeringstraat 22 (straat heet nu Rozenhof). Hier een korte beschrijving van zijn leven en de bezigheden tijdens zijn laatste jaren. Deze beschrijving is mogelijk door het dagboek dat Katan bijhield van 1938 tot 1941.

De familie Katan kwam oorspronkelijk uit Polen. In 1720 werd Marcus Levie, een van de voorouders van Katan, als eerste familielid in Nederland geregistreerd. De zoon van Marcus Levie, genaamd Salomon Marcus nam voor het eerst de naam Katan in gebruik.²

Rabbijn Katan groeide op in Rotterdam en ging na zijn afstuderen werken als godsdienstleraar in Gorinchem. De eerste vrouw van rabbijn Katan was Cornelia Katan-van Vriesland.4
Over zijn eerste vrouw is niet veel bekend, behalve dat zij in 1934 op 27-jarige leeftijd na lang lijden ten huize van haar ouders te Gorinchem is overleden. Ze zijn tot haar overlijden ongeveer een jaar getrouwd geweest.²
Na enige tijd trouwde rabbijn Katan met Rosa Duizend. Samen kregen zij drie kinderen, Jozeph, Milkah en Samuel. Het gezin woonde in Dordrecht in de Cornelis de Wittstraat en verhuisde later naar de Levensverzekeringstraat.¹
Rond 1939 werd een pleegkind aan het gezin toegevoegd. Dit was Ernst Jakob Hesdörffer. Hij was geboren in Duitsland en op de vlucht voor het naziregime met een kindertransport naar Nederland gekomen.³

Voor de familie Katan werden in april 2017 Stolpersteinen in Dordrecht geplaatst. Foto © Gert van Engelen, met dank aan Edjo Frank

In 1932 werd Katan als opvolger van rabbijn Dasberg benoemd. Door het Nieuw Israëlitisch Weekblad werd hij beschreven als ‘een capabel man met een warmvoelend hart, die aan uitgebreide Joodschen profaan wetenschappelijke kennis, tact en bescheidenheid paart, zodat het voor de gemeente in het algemeen en voor de leden individueel een genot zal zijn met hem samen te werken in het belang van het Jodendom en de joodse gemeente’.5
Op 1 mei nam Katan de functie als rabbijn van Samuel Dasberg officieel over. Hij werd bijgestaan door Hartog van Beugen, tweede onderwijzer en al sinds de jaren 20 de rechterhand van rabbijn Dasberg.
Als rabbijn en onderwijzer stond Katan bekend als een statig heerschap met een warm hart. Hij had in de klas geen last van ordeproblemen en gedroeg zich haast kameraadschappelijk.²
Hoewel al deze positieve eigenschappen hem werden toegeschreven en hij geen last had van ordeproblemen stond rabbijn Katan als leider van de Joodse gemeenschap van Dordrecht toch voor een moeilijke taak. De secularisatie zette in deze periode snel door, waardoor hij voor de moeilijk opdracht stond de Joodse gemeenschap bijeen te houden.5 Vooral de jonge Joodse gezinnen toonden weinig interesse in het Joodse leven. Hoewel in 1931 het 75-jarige jubileum van de synagoge uitbundig werd gevierd, bleek in 1936 het 80-jarige jubileum tot spijt van Katan minder bezoekers te trekken.²

Voor de familie Katan werden in april 2017 Stolpersteinen in Dordrecht geplaatst. Foto © Gert van Engelen, met dank aan Edjo Frank

Om de betrokkenheid van de Joden in Dordrecht bij hun gemeenschap te bevorderen besloot hij voortaan alle leden jaarverslagen op te sturen. Zo probeerde hij zijn belangrijkste doel te verwezenlijken; mensen inspireren in het Jodendom. In zijn dagboek refereerde hij vele malen aan zijn drukke werkzaamheden om o.a. jongeren meer te betrekken bij de sjoeldiensten en hield hij het bezoekersaantal van de sjoeldiensten nauwkeurig bij.²

Naast het proces van secularisering was er nog een andere dreiging voor de Joodse gemeenschap; de opkomst van het nationaalsocialisme. Hoewel Katan in 1932 nog constateerde dat ‘ondanks het hoogtij van antisemitisme in Duitsland, de verhouding tussen Joodse en niet-Joodse burgers in Dordrecht niets te wensen overlaat’, kreeg ook de Joodse gemeenschap van Dordrecht met antisemitisme te maken.²
In de thema’s van zijn latere lezingen is terug te zien dat hij de ernst van de opkomst van het nationaalsocialisme zeer goed aanvoelde. Zo gaf hij in 1938 lezingen over de noodtoestand van de Oostenrijkse Joden na de ‘Anschluss’. Tevens probeerde Katan in de jaarverslagen van de Nederlands Israëlitische Gemeente Dordrecht de gevaren van de opkomst van de nazi’s duidelijk te maken. De joodse gemeenschap van Dordrecht bleef echter, tegen zijn waarschuwingen in, geloven dat zij in Nederland veilig waren.²

Vanaf vrijdag 29 juli 1938 hield rabbijn Katan een dagboek bij. Het dagboek is vooral een verzameling aantekeningen die betrekking hebben op zijn dagelijkse bezigheden.² In het begin van het dagboek is te zien hoe druk Katan bezig was met het probleem van Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland. Omdat er in de jaren dertig niet of nauwelijks een regeringsbeleid is ten opzichte van de vluchtelingen kwam de zorg van de Joodse vluchtelingen (in de verzuilde samenleving) in eerste instantie vooral op de schouders van de joodse gemeenschap te liggen. Na enkele jaren werd het beleid ten opzichte van Joodse vluchtelingen toch aangescherpt. Het doel van het beleid was vooral het aantal vluchtelingen zoveel mogelijk in te dammen met behulp van grensbewaking en politieoptredens. Desondanks kwam toch een groot aantal joodse vluchtelingen Nederland binnen.²
In Dordrecht was nog geen gestructureerde hulp aanwezig en men was vooral zoekende naar een oplossing van de vluchtelingenproblematiek. In augustus 1938 maakte Katan een notitie over enkele vluchtelingen waarvoor hij door wethouder I. Huiden om hulp was gevraagd. Dit was slechts het begin van de vluchtelingenstroom waar Katan mee te maken kreeg, de vluchtelingenproblematiek zou veel van zijn tijd in beslag gaan nemen.
De gevoelens onder joden in Nederland over de joodse vluchtelingen waren gemengd. Enerzijds wilde men humanitaire hulp bieden, anderzijds was men bang dat de vluchtelingen stroom zou zorgen voor opkomend antisemitisme en crisis op de arbeidsmarkt.²
Ook de overheid keek enigszins angstig naar deze groep. Een duidelijk voorbeeld hiervan kan gevonden worden in een van de aantekeningen in Katans’ dagboek. Hier is te zien dat hij een afspraak had met de Commissaris van Politie om het te hebben over ‘verwachte spionnen onder de vluchtelingen’.²

Vanaf 1940 vonden verschillende antisemitische incidenten in Dordrecht plaats. In de loop van de bezetting volgde de ene anti-Joodse maatregel de ander en na de Duitse inval begon men zich toch langzaam bewust te worden van de barre situatie waarin men zich bevond.5
Toen Katan in 1940 met zijn leerlingen uit Gorinchem een synagoge wilde bezoeken werd dit verhinderd door de Duitse bezetter. Katan besloot vervolgens na aanraden van zijn vrouw ook zijn baard af te scheren. Zo kwam hij op een dag zonder baard naar school om minder als Jood herkenbaar te zijn.²
Naast deze persoonlijke maatregel ondernam hij ook maatregelen die betrekking hadden op de bezittingen van de Joodse gemeente. Zo liet hij de wetsrollen bij niet Joodse particulieren onderbrengen. Daarnaast ging Katan in deze tijd veel langs huizen van de Joodse inwoners van Dordrecht en controleerde hij consequent de Joodse begraafplaatsen.²

Ook in Tiel
Barend Josua Katan heeft ook in Tiel aan het gymnasium gewerkt als tijdelijk leraar Hebreeuws. Lees verder.

Vanaf november 1940 werden Joden ontheven van alle diensten bij de overheid en in 1941 werd Katan dan ook officieel ontslagen als docent aan het gymnasium in Gorinchem. Aan zijn leerlingen schrijft Katan het volgende: ‘Nu het mij niet vergund is officieel van jullie afscheid te nemen, en ik ontheven ben van mijn leraarsambt op jullie gymnasium, wil ik door deze jullie mijn wensen voor jullie verder leven doen toekomen. Als is het hard voor hem die het treft, toch is het belangrijk deze tijd te beleven en zo mogelijk te overleven. Ik kan mij voorstellen hoe jullie gevoelens op het ogenblik zijn en daarom vraag ik jullie: komt hem die mijn opvolger zal zijn, met dezelfde ijver een aangename houding tegemoet als jullie het mij steeds gedaan hebt. Je weet dat ik het prettig vond jullie les te geven en dus kun je je voorstellen, wat de ontheffing voor mij betekent. Maar als ik jullie aan laatste clandestiene les mag geven, is het deze: als men overtuigd is dat G’d de wereld leidt en dat men van Hem het goede en het kwade moet accepteren, en als men later dikwijls begrijpt en leert inzien, welk goeds begrepen was in het kwade, dan leert men de lijfspreuk van een groot Joods geleerde tot de zijn maken en leert men onder alle omstandigheden zeggen L gam ze letobah, d.i. ook dit ten goede. Jullie wens ik ”tsilchoe richboe”(weest voorspoedig en gaat uit). Jullie ‘ontheven’ leraar B. J. Katan.²

In februari 1941 had Katan contact met de politie. De politie vond het niet nodig dat de synagoge politietoezicht zou krijgen. Iets later is in het dagboek te lezen dat aan de synagoge en de Joodse begraafplaats vernielingen zijn aangebracht.6

Barend werd op 4 november 1942 gearresteerd door de Sicherheitspolizei. Op 20 november 1942 werd hij doorgezonden naar Westerbork.7

In 1942 begonnen de deportaties van de Dordtse Joden. Al bij de eerste deportatie werd het gezin Katan getroffen. De bezetter ontdekte dat Katan de waardevolle spullen van de Joodse gemeente liet onderduiken en als represaille moest hij mee op het allereerste transport. Zijn vrouw en kinderen bleven achter om later op transport gesteld te worden. Zij kwamen in de Hollandse Schouwburg terecht. Hoewel het de bedoeling was dat zij verenigd zouden worden in kamp Westerbork, heeft dit helaas niet zo mogen zijn. Zijn vrouw en kinderen werden als reactie op een sabotage-actie hij de Hollandia-Kattenburg fabriek samen met een grote groep anderen direct op transport gesteld naar Auschwitz.² Hier zijn zij op 23 november 1942 vermoord. Op dat moment verbleef hij nog in Westerbork. Later is Katan zelf naar Auschwitz gedeporteerd. Hier werd hij op 30 april 1943 op 38-jarige leeftijd vermoord.¹

Ernst Jakob Hesdorffer, het pleegkind van Katan, is ook in Auschwitz vermoord.³ Het is niet bekend of zij elkaar na het eerste transport nog ontmoet hebben.

Dordrecht, november 2013, Paula v d Kuijl

bron:

1  Website Joodsmonument. persoon Barend Josua Katan
2  Kostense, J. (1998). Barend Josua Katan, de laatste rabbijn van Dordrecht . Erasmus Universiteit Rotterdam
3  Website Joodsmonument. Persoon Ernst Jakob Hesdörffer
4  Stenenarchief.net Familienaam Katan: Cornelia van Vriesland-Katan
5  Dienst Kunsten – Gemeentearchief. (1995).  De verdwenen Mediene Dordrecht  . Dordrecht
6  Gemeente Archief Dordrecht. Dagboek Barend Josua Katan.
7 Stadsarchief Rotterdam, 63 Archief van de Gemeentepolitie Rotterdam, inventarisnummer 3489.

illustratie
Barend Josua Katan, gemeente archief Dordrecht
foto’s Stolpersteinen © Gert van Engelen met dank aan Edjo Frank

gepubliceerd:
5 maart 2016

laatst bijgewerkt:
2 juni 2021