door Wally de Lang
De broers Hartog (Rotterdam 28 januari 1914 – Hartheim 11 augustus 1941) en Abram (Rotterdam 26 juni 1920 – Hartheim 12 augustus 1941) Dagloonder zijn beiden in Rotterdam geboren. Ze hadden nog een broertje en drie zusjes. De eerstgeborene in het gezin, zoontje Joseph, overleed als baby. Vader Noach en moeder Esther Schouten, beiden Amsterdammers, waren in 1911 naar Rotterdam vertrokken, vermoedelijk omdat het voor Noach eenvoudiger was om daar als fruitventer zijn geld te verdienen.
Er is bijzonder weinig bekend over de familie Dagloonder, niet naar welke school de jongens en meisjes gingen, niet of het gezin religieus was en of zij de Joodse tradities volgden.
Abram werd na de lagere school slagersleerling en ging daarna als slager werken. Hij zou vrijgezel blijven. Zijn oudere broer Hartog werd, evenals zijn vader, fruitverkoper. Of hij een winkel had of met een bakfiets langs de deuren ging, is niet bekend. Toen Hartog 21 jaar was, trad hij in het huwelijk met Mariana de Wolf, oudste meisje in een gezin van tien kinderen, dochter van een suikerbakker die later manufacturenverkoper werd. Mariana was een buurtmeisje. Ze woonde, enkele verhuizingen daargelaten, met haar ouders geregeld in de Helmersstraat, een straat in het hartje van de Jodenbuurt waar ook de Dagloonders woonden. Bij hun huwelijk in juni 1935 was Mariana reeds vijf maanden zwanger van haar eerste kind. Dochtertje Esther werd in oktober geboren. In 1937 woonde het jonge gezin een half jaar in Delft, maar keerde daarna terug naar Rotterdam, naar dezelfde Helmersstraat in het centrum van de joodse buurt.
Aan het begin van de bezetting, woonden de gezinnen Dagloonder nog steeds in het oude centrum van Rotterdam. Het Duitse bombardement van 14 mei 1940 op het historische hart van de stad had grote gevolgen voor de Dagloonders. Ze overleefden de aanval, maar hun straat werd zwaar getroffen en ze raakten dakloos. Evenals vele andere Rotterdamse Joden werden de gezinnen Dagloonder, het gezin van Noach en het gezin van Hartog en Mariana, geëvacueerd naar Den Haag: in totaal zouden 507 van de 1192 geëvacueerde Rotterdamse joden als vluchteling naar de residentie vertrekken. Velen konden bij familie terecht, maar ook in het pand naast het administratiegebouw van de Joodse gemeente aan de Nieuwe Molstraat in Den Haag was voor de Rotterdamse joodse vluchtelingen slaapgelegenheid en een kledingdepot ingericht. Het gezin van Hartog vond uiteindelijk onderdak in de Poeldijksestraat 69, zijn ouders Noach en Esther samen met de tweeling Estelle en Joseph konden terecht in dezelfde straat op nummer 75.
Hartog bleef daar met zijn gezin wonen, Abram, de alleenstaande jongeman, ging op 15 november 1940 naar Amsterdam waar hij introk bij het gezin van de bekende Amsterdamse bloemenman Ephraim Snoek. Ephraim woonde op Rapenburg en stond met zijn bloemenstal bij de Munt. Abram kon in ieder geval bij zijn zus Flora op bezoek die met haar gezin vanaf november 1940 in de Ruyschstraat woonde.
De broers Abram en Hartog werden beiden bij de razzia van zaterdag 22 februari 1941 opgepakt. Hartog, net een maand vader van zijn tweede kind, zoontje Eduard, zal bij toeval dat weekend in Amsterdam zijn geweest. Misschien was hij op bezoek bij zijn broer Abram of zus Flora of wilden ze een bezoek brengen aan de zondagsmarkt op Uilenburg. De broers werden samen met honderden andere Joodse jongemannen naar Schoorl overgebracht. Het is daar, of misschien al eerder op de verzamelplaats op het Jonas Daniel Meijerplein, dat zij ontdekten dat twee neven van hen eveneens waren opgepakt: Benjamin Dagloonder, zoon van hun oom Philip en tante Esther van de Nieuwe Herengracht, en Joseph Dagloonder, zoon van oom Abraham en tante Grietje uit de Nieuwe Uilenburgerstraat. Later die week werden de joodse mannen per trein naar Buchenwald afgevoerd. In dat kamp viel het eerste slachtoffer Dagloonder: op 26 april 1941 kwam neef Joseph om het leven. Dat zorgde voor grote angst en onrust in de uitgebreide familie Dagloonder in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. Zou dat lot ook de drie andere mannen treffen?
De drie neven Abram, Hartog en Benjamin vertrokken op 22 mei met 337 medegevangenen naar Mauthausen. Ook de drie mannen zouden het kamp niet overleven: Hartog (27) werd op 11 augustus vergast in kasteel Hartheim, Abram (21) een dag later. Als officiële overlijdensdata kregen zij in de Mauthauser kampregistratie achter hun naam 2 respectievelijk 3 september 1941 genoteerd. Neef Benjamin werd op 27 september in Mauthausen vermoord. Het verdriet over het verlies van zoveel jonge levens binnen een familie was onmetelijk groot.
Ook de ouders van Hartog en Abram, Noach en Esther, hun zus Estelle, zus Flora met haar gezin en broer Joseph werden in kampen in het oosten vermoord. De echtgenote van Hartog, Mariana, had haar kleine kinderen Esther en Eduard nog in veiligheid weten te brengen. Ze hadden een onderduikplek gevonden Enschede, maar werden verraden. Moeder en kinderen werden in Sobibor vermoord.
Documenten Abram en Hartog Dagloonder
bron:
Wally de Lang, Abram en Hartog Dagloonder. Biografie naar aanleiding van De razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam: het lot van 389 joodse mannen (Amsterdam 2021). Dit verhaal voor Joodserfgoedrotterdam d.d. 19 april 2021
illustraties:
annotatie zie afbeeldingen
gepubliceerd:
19 april 2021
laatst bijgewerkt:
19 april 2021