Opperrabbijn Davids werd geboren in Amsterdam op 28 augustus 1895 en hij volgde de opleiding tot rabbijn aan het Nederlands-Israëlitisch Seminarium in Amsterdam. In 1923 studeerde hij af en had zijn moreh-diploma.
Davids was een overtuigd zionist en was voorzitter van de Amsterdamse afdeling van de Nederlands Zionistische Studenten Organisatie. Hij werd regelmatig uitgenodigd als spreker om de idealen van het zionisme te verwoorden.
In 1924 werd hij benoemd tot opperrabbijn van Friesland. In 1927 overleed de opperrabbijn van Groningen en hij nam zijn plaats in. In 1930 aanvaarde hij de opperrabbinale functie in Rotterdam en werd in april van dat jaar in Rotterdam geïnstalleerd. Hij werd de opvolger van de internationaal befaamde dr. B. L. Ritter, die een lange ambtsperiode achter de rug had.
Het opperrabbinaat in Rotterdam was geen eenvoudige functie. Ten eerste moest Davids contact onderhouden met de kleine kehilles (geloofsgemeenten) rond de stad, ten tweede was er een fundamenteel verschil tussen de niet-zionistisch ingestelde Rotterdamse kehille en de zionistische Davids. Daarbij was de belangstelling voor de Joods-traditionele levenshouding in Rotterdam en omstreken gering.
Om hier het opperrabbinaat uit te voeren vereiste veel tact en wijsheid en juist dat waren sterke punten van Davids. Hij was een bevlogen man en zeer betrokken bij de jeugd. Het godsdienstonderwijs had zijn grootste belangstelling. Hij vergaderde regelmatig met de leerkrachten, nam de problemen door en gaf raad en ondersteunde zijn leerkrachten om de Joodse kennis uit te breiden. De studie-uren met gemeenteleden werden nauwkeurig voorbereid waarbij niet alleen de gevarieerde kennis naar voren kwam, maar ook Davids belangstelling voor de esthetiek. Davids vond decorum dus belangrijk, en verwachtte dat ook van andere, wat er ook voor activiteit werd uitgevoerd voor de Joodse gemeenschap. Hij werd gekenmerkt als een vaderlijke vriend, bezocht zieken, troostte rouwenden. Hij kwam bij iedereen, ongeacht de maatschappelijke positie, dus ook bij de allerarmste Joodse inwoners van de stad. Juist die minderbedeelden konden rekenen op zijn steun.
Davids kreeg de mogelijkheid om zich aan de deportaties te onttrekken, maar dat weigerde hij. Hij wilde bij zijn mensen blijven. Hij kwam in Westerbork en later in Bergen-Belsen en werkte daar door met dezelfde niet-aflatende energie die hem kenmerkte. Hij bleef de medegevangenen steunen en had oog voor hun leiden. Daarbij had hij het zelf niet makkelijk, want rabbijnen waren een mikpunt voor de SS’ers. Op 22 februari 1945 kwam Davids om. Medegevangenen bewezen hem de laatste eer door hem tot het hek van het kamp te begeleiden.
Aäron Davids was gehuwd met Erika Feuchtwang (Mikulov, 4 maart 1903 – Herzliya, 10 maart 1997). Zijn vrouw overleefde de oorlog. Hun zoon, Elijah (Leeuwarden, 29 november 1925) kwam in Bergen-Belsen om op 1 mei 1945. Het echtpaar woonde in het begin van de oorlog op de Beatrijsstraat 32b, halverwege de jaren dertig op de Henegouwerlaan 68b.
bron:
Hausdorff, D, Jizkor. Plantenatlas van drie en een halve eeuw geschiedenis van de joodse gemeente in Rotterdam van 1610 tot +/- 1960 (Baarn 1978)
communityjoodsmonument, lemma A B N Davids
illustratie:
Portret van rabbijn A.B.N. Davids, opperrabbijn van 1930 tot 1943 te Rotterdam. Collectie Stadsarchief Rotterdam beeldbank 4031_P-004126
installatie. “Centraal blad voor Israëlieten in Nederland”. Amsterdam, 11-04-1930, p. 10. Geraadpleegd op Delpher op 26-03-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB19:000578067:mpeg21:p00010
gepubliceerd:
28 februari 2016
laatst bijgewerkt:
14 juli 2023