Bij de viering van het 75-jarige bestaan van de synagoge op de Varkenmarkt in Dordrecht kwam het Nieuw Israëlietisch Weekblad op 28 augustus 1931 met een speciaal nummer waarin er veel aandacht aan dit gebeuren werd besteed.
Opperrabbijn Davids spreekt
De Touro verwacht, dat de man zijn pand tegen den avond terugkrijgt en daarvoor den geldschieter zegenen zal. Hoeveel temeer dan zegen te wensen, wanneer – zoals hier – spontaan blijkt, van aanhankelijkheid aan de gemeente en van liefde tot het Jodendom worden gegeven. Naast het oewijragegoo staat het oelegoo tiejee tsedookoo lifitj hasjijm elloukeegoo, naast de innerlijke betekenis, van de daad, die bevrediging geeft, de zegen, die G’d schenken zal. Gedachtig hieraan wil spreker ook van zijn kant een beroogoo geven.
Door deze geschenken toch hebben de gemeenteleden nog een bijzondere Mitzwo vervuld, die van „zee ijlie weanwijhoe”. De vorige geslachten hebben weinig aan het uiterlijk van het Godshuis en aan de wijze van vervulling van de Joodse plichten aandacht geschonken. Nu wij in ons huiselijk leven zo hoge eisen stellen, hebben we minstens de zelfde eisen te stellen aan onze sjoel en bij de vervulling der Mitzwos, wat lang niet altijd het geval is. Als voorbeeld noemt spreker de vaak geringe zorg voor het tallies in vergelijking met die voor ons lichaam. Vaak blijkt men taleisous te gebruiken die er onooglijk uitzien, vooral door personen, die op hun overige kleding bijzonder letten. Daarom berooge voor hen, die tot de verfraaiing van Godshuis hebben bijgedragen. Ook voor een andere daad wil spreker zijn brooge geven. Door den leraar is des morgens reeds vermeld: het aanbrengen van de balustrade op de vrouwengalerij. Hiermede is aan een eis der traditie voldaan. Deze daad wordt niet door iedereen gelijkelijk gewaardeerd. De oorzaak daarvan houdt verband met assimilatie en niet-Joodse cultuur. De reform propagandisten vragen met geheel het gezin in sjoel samen te staan. Ons gezin zijn wij zelf in het groot. Als we dit verlangen uiten, dan spreken wij uit een individualistische niet-Joodse levensbeschouwing. De Joodse gedachte wil juist dit individualisme breken en ons verbinden met volk en mensheid. Geen familiebank in sjoel, maar liefst geheel vreemden naast ons, althans als we Joods willen. Niet geringschatting van de vrouw is de oorzaak van haar bijzondere plaats in sjoel. Spre3ker wijst op zijn vergelijking van de sjoel met de moeder. Aan de vrouw en moeder vertrouwt het Jodendom de godsdienstige opvoeding van het kind geheel toe. Maar het Jodendom kent de mens in zijn zwakheid en zet zijn eisen op de werkelijkheid. Zo staat de eer van de vrouw bij ons hoger dan in de praktijk van het West-Europese leven. In dit verband verontschuldigt spreker de afwezigheid van zijn echtgenote en verklaart zijn wensen ook namens haar te uiten. De wens wil spreker verbinden aan de woorden uit het verhaal van de Amelek-strijd: wiehie jadin amoenah. Eemoenooh betekent in de eerste plaats vastheid. De Targoem vertaalt eemoenooh met het ‘gebed’ en een Wijze wijst erop dat het ook ‘geloof’ betekent. Geloof bijzonder in het wonder. Wij behoeven in ons leven vastheid, evenwichtigheid, rust. Daartoe brengt ons de tefillo, de sjoel, en daarmee de verbondenheid met het geloof aan G’d en de kracht van het gebed en in het wonder, dat daardoor kan worden bewerkt.
Van Mozes heet het: wiehie jadien emoeneh ad ba hasjemesj: tot zonsondergang bleven zijn handen in eemoenooh ten hemel gestrekt. Zo wenst spreker dat het voor allen nog lang dag moge blijven en dat zij in een lang leven, emmoeno in deze verdrievoudigen zin mogen verwerven en bewaren.
Rabbijn Dasberg sprak – nadat het koor opnieuw gezonden had – het slotwoord, waarin hij die van de Opperrabbijnen S. J. S. Hirsch en S. Dasberg jr. en andere ingekomen brieven van verhindering en gelukwensen voorlas, en, zich aansluitende bij het door Opperrabbijn Dasberg gesprokende, op half ernstige, op half luimige wijze, waarvan hij het geheim bezit en steeds bij zijn gehoor in goede aarde valt, aandrong op het hooghouden van het decorum van de Synagoge. Bij de avonddienst was het koor opnieuw in functie. Allereerst met een zeer mooie voordracht van ledowied boeroeg volgens de toonzetting van Lewandowsky en ten slotte van jiroe ngijnijnoe. De eerwaarde heer Van Beugen fungeerde als chazzen en gaf nog een nagalm van de feestdiensten.
Het schoolfeest
De Zondagmorgen was voor de jeugd gereserveerd. Om half negen kwamen de schoolkinderen voor de Synagoge samen. Nadat van de vrolijke schare een foto was genomen, werden de autobussen beklommen. Onder geleide van de heren Dasberg en Van Beugen en leden der Schoolcommissie ging het langs Zwijndrecht, Rijsoord en Barendrecht naar Rotterdam. Einddoel van de reis was de speeltuin Plaswijk te Hilligersberg, waar oud en jong een paar prettige uren hebben doorgebracht. De kinderen hebben naar hartenlust gespeeld en genoten van de lekkerijen, die met kwistige hand werden aangeboden.
Het avondfeest
De herdenking werd besloten met een groot avondfeest in het Gebouw Eisen op de Groenmatkt. De grote zaal was geheel gevuld. Zoo goed als de gehele Kille was aanwezig. De bloemist, de heer Brand, had keurige bloemversieringen aangebracht. Vooral de collectie vóór het podium was zeer fraai gearrangeerd. Een schitterend stuk van rode bloemen met het getal 75 gevormd van witte rozen trok ieders aandacht. Het was een geschenk van den bloemist aan de recipierende vereniging. Een niet-Joodse dame had de verdere feestelijke aankleding der zaal voor haar rekening genomen en was daarin bijzonder geslaagd. Een Jazzband uit niet-Joodse krachten bestaande, onder leiding van den heer D. v. Dijl heeft heel den avond belangeloos meegewerkt. Dat deze en andere blijken van sympathie en medeleven van niet-Joodse zijde zeer op prijs werden gesteld, spreekt wel van zelf. De waardering van christelijke zijde, waarin de Israëlitische Gemeente te Dordrecht zich mag verheugen, heeft zich voorts geuit in de zeer lezenswaardige artikelen en uitvoerige verslagen, die de plaatselijke nieuwsbladen aan de feestviering gewijd hebben en blijkt ook uit de sympathie, waarmede het denkbeeld van de uitgevers van het Nieuw Israëlietisch Weekblad, om ter gelegenheid wan het 75-jarig bestaan der Synagoge een extra blad uit te geven, vooral van niet-Joodse zijde is begroet, een sympathie, die door het legio aantal advertenties wel zeer duidelijk wordt gedemonstreerd. Het prettige samenzijn, dat tot ver in den nacht voortduurde, werd geopend met ’t zingen op de wijze van Addier hoe van een door Rabbijn Dasberg vervaardigd welkomstlied, waarna de Voorzitter van „Gomeisj Wesjiwgim sjonoh”, de heer M. de Liever, een kort welkomstwoord sprak. Het eerste deel van het doel, waarmede de vereniging is opgericht, het aanbieden van een huldeblijk, is schitterend geslaagd. Spreker heeft ook van het tweede deel, de feestviering, de beste verwachtingen. Er waren er, die menen, dat het geen tijd is om feest te vieren. Spreker is het meer eens met Rabbijn Dasberg, die op het onverwoestbaar Joodse optimisme heeft gewezen. Spreker brengt reeds bij voorbaat dank aan allen, die tot het welslagen van den avond zullen meewerken en hoopt, dat de feesten zullen bijdragen om den vriendschapsband, die alle Joodse Dordtenaren verbindt, te versterken. Gedurende het eerste deel van den avond heeft dé familie Hofmann, voordrachtkunstenaars te Amsterdam, de aanwezigen prettig weten bezig te houden met duo’s, trio’s, revueschetsen, vrolijke Volendammer-scènes enz. Na de pauze werd onder leiding van den heer W. Khonraad, Rotterdam, een revue opgevoerd, waarin uitsluitend Joodse dames en heren uit Dordrecht medewerkten en waarin de voorgeschiedenis van het feest op de planken werd gebracht. Veel werd er geprezen, veel ook over den hekel gehaald, maar steeds op een wijze, die niet kon kwetsen. De balustrade op de vrouwensjoel, waarover zoveel te doen is geweest, werd natuurlijk niet verbeten. Ook de Dordtse Joodse jeugd was aanwezig. De vertegenwoordigers ervan gaven uiting van haar voornemen, om de Joodse idealen hoog Ie houden. Aan het slot der revue verschenen tal van aardige foto’s op het gemeenteleven betrekking hebbende, op het doek, alsmede de portretten van de Opperrabbijnen dr. Ritter en A. B. N. Davids eni van de overleden leraren der gemeente, enz. in de slotfinale werden de 16 Joodse verenigingen, die de Dordtse Joodse Gemeente telt, door dames in kleurige kostuums voorgesteld. Een vertegenwoordigster van elke vereniging zette in dichtmaat doel en streven ervan uiteen. Als pièce de milieu kwam de Dordtse stedenmaagd, om in keur van woorden de Joodse Gemeente geluk te wensen. De schitterende vertoning, waarmede de regisseur, de heer Khonraad, en de medewerkenden, waarvan velen door fraaie zang en mooi spel hebben uitgemunt, veel eer hebben ingelegd, werd besloten met het vertonen op het doek van het portret van Rabbijn Dasberg, die uit het uitbundig applaus opnieuw heeft mogen ervaren, hoezeer hij zich in de sympathie zijner Gemeente mag verheugen.
Na de afwerking van het programma was er gelegenheid om onder leiding van den heer Khonraad te dansen. Aan versnaperingen heeft het heel den avond niet ontbroken. De welgeslaagde feestviering werd besloten met een souper in de bovenzaal, dat onder tafelpresidium van Dr. A. van Raalte te Amsterdam zeer prettig verliep en waarbij velen aan hun gevoelens van dank uiting hebben gegeven. Van harte gaarne stemmen wij in met den wens uit een der tafelliederen, dat allen het eeuwfeest der sjoel, het eerbiedwaardige gebouw, de trouwe wachter der Kille, mogen beleven.
bron:
“Nieuw Israelietisch weekblad”. Amsterdam, 28-08-1931, p. XX. Geraadpleegd op Delpher op 11-08-2022, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010874715:mpeg21:p030
gepubliceerd:
11 augustus 2022
laatst bijgewerkt:
11 augustus 2022